Speelt de teringhond een grote rol in de Nederlandse letteren? Dat valt nogal tegen. Bij mijn weten is deze viervoeter voor het eerst te vinden in een anonieme bijdrage, getiteld “De Vijand”, in de Nieuwe Vlaardingsche Courant van 1890. Daar lezen we:
Een strop voor de pokkendieren hebben we, Goddank, gevonden. We draaien die met succes den nek om, en dan kunnen ze niet meer schaden. Maar wee u, als de choleratijger, de diphteritiskat, de croupslang, de teringhond u hebben aangegrepen.
Willem van Iependaal was volgens mij de eerste die de teringhond opvoerde in een literair werk. In Polletje Piekhaar, een boek dat bol staat van voornamelijk Rotterdamse en Bargoense uitdrukkingen, schrijft hij: “Die teringhonde met d’r geschijt moste opstoot allegaar van de wereld worre geraapt.”
Vervolgens duurde het tot 1953 voordat een andere schrijver het aandurfde dit woord in een roman te gebruiken. In De hele hap beschrijft Wim Hornman de ervaringen van soldaten die vrijwillig gaan vechten in Nederlands-Indië en Korea. Over een gedode marinier lezen we:
Hij was geslacht als een varken. De ingewanden lagen naast zijn vreselijk verminkte lichaam. ‘Vuile, smerige, zwarte teringhonden’, had hij De Griek horen mompelen, toen de luit het verhaal vertelde.
In de lexicografie debuteerde de teringhond in 1973. “Teringhond, teringlijer, scheldwoorden voor ellendeling”, vermeldde Enno Endt toen in zijn Bargoens woordenboek. Kleine woordenschat van de volkstaal.
Die volkstaal was indertijd steeds vaker te horen en lezen in de media, want de sociale normen in Nederland werden snel losser en informeler. Wat onder meer goed was voor de positie van de teringhond. Die vinden we in 1979 in De Waarheid, in een lijstje scheldwoorden opgetekend onder “rasechte Amsterdammers”. “Slechts een paar krachttermen zijn me bijgebleven”, vermeldde een journalist. Hij somt op: eigenheimer, kuttekop, stuk geteisem, smeerkanes, teringhond, vieskadet, kelerelijer, stuk gajes, zakkewasser, klepzeiker en miesgasser. Ondertussen had de teringhond veel soortgenoten gekregen, allemaal even ziekelijk. Te denken valt aan de kankerhond, de tyfushond en de pleurishond.
Inmiddels is schelden en vloeken heel gewoon geworden, met name in de sociale media. Toch ervaren velen teringhond als een hard scheldwoord. Zeker als blijkt dat het is gebruikt in een partij die graag roept: “Fatsoen moet je doen.”
Laat een reactie achter