Iedereen die wel eens tijd door heeft gebracht in het bijzijn van Surinaamse moeders zal het kennen: de tjoerie, een afkeurend geluid dat in dezelfde categorie valt als een dodelijke blik en een wegwerpgebaar. Journaliste Karin Sitalsing beschreef het als één van die dingen die je, als je ze eenmaal gehoord hebt, niet meer kunt ont-horen. Hier is hoe de dichter Kenneth Rellum het fenomeen beschrijft:
De Surinaamse vrouw
Kenneth Rellum, Gladius Poeticus
Beschikt als het moet
Over een vernietigende
Non-verbale expressie
Met als dodelijk wapen
De Tjoerie, liefst van opzij
En die afkeurende ogen
Op en neer flitsend
Van onderen naar boven
Waarmee het voorwerp
Van verachting
Terechtgewezen wordt
Zo niet, grondig afgemaakt
De tjoerie is niet alleen een vernietigend wapen in de handen —of eigenlijk de mond— van Surinaamse vrouwen. Het is ook een fenomeen dat taalwetenschappers in staat van verwarring brengt. De tjoerie roept namelijk twee vragen op die het hart van de taalkunde raken: wat zijn talen? En wat telt als taal?
Wat zijn talen?
Om met die eerste vraag te beginnen: de tjoerie is niet alleen in gebruik bij Surinaamse vrouwen. Hij (of zij?) is ook te vinden in andere Caraïbische gemeenschappen waar ‘ie, afhankelijk van de taal, bekend staat als tchip, chupse, kiss-teeth of suck-teeth. Taalwetenschapper en filmmaker Dr. Esther Figueroa beschrijft de Jamaicaanse equivalent als een ‘afkeurend mondeling gebaar’. Maar de tjoerie reikt nog veel verder. Sociolinguisten zoals John en Angela Rickford denken dat er een directe historische connectie is, via de transatlantische slavenhandel, naar Afrika, en specifiek West-Afrika, waar een dergelijk afkeurend mondgebaar ook is beschreven.
Daarbij lijkt de tjoerie zich bar weinig aan te trekken van taalgrenzen. Zo vonden de Rickfords een dergelijk gebaar in Mende en Temne (Sierra Leone) en in Igbo en Yoruba (Nigeria), rapporteert Dr. Florian Lionnet het bestaan ervan in Tsjaad, en trof ik ‘m ook aan in Akpafu-Mempeasem, het bergdorpje in Oost-Ghana waar ik veldwerk deed. Het lijkt erop dat sommige uitdrukkingen zich ophouden in een niemandsland, of beter, een soort Schengengebied van de taal, waar ze zich vrijelijk bewegen zonder dat grenzen een rol spelen. En als de tjoerie dat kan, waarom ook niet andere woorden en uitdrukkingen? Taalgrenzen doen ineens nogal willekeurig aan.
De tjoerie —de handeling, niet het woord ervoor— heeft dus ontzagwekkend diepe wortels en wordt vandaag de dag breed gebruikt in West-Afrika en de Afrikaanse diaspora. Het trekt daarmee eigenhandig ogenschijnlijk heldere taal-grenzen in twijfel en maakt een lange neus naar pogingen tot categorisatie en classificatie. Maar is die tjoerie eigenlijk wel taal? Zie je, daar heb je de tweede vraag al, net zo fundamenteel.
Wat telt als taal?
Wanneer noemen we iets taal? Een logisch beginpunt is dat waar we een duidelijke grammaticale structuur aan kunnen verbinden. Wel: de zin ‘Martens schoot precies in de hoek’. Niet: het gebaar dat we daarbij maken, één hand die de hoek van het doel uitbeeldt, de andere de bal die erin vliegt. Naar die maatstaf is een afkeurend smakgeluid dat moeilijk fonetisch is op te schrijven geen taal. Maar wacht, zeg je misschien, we hebben er wél een woord voor toch? ‘De Tjoerie’. Zeker — maar dat hebben we ook voor een nies. Toch zeggen we niet dat wie niest, taal gebruikt.
Dr. Figueroa merkt op dat de tjoerie (of de Jamaicaanse equivalent ervan) dankzij die onduidelijke status een bepaalde dubbelzinnigheid heeft die goed van pas komt in interactie. Met een tjoerie zegt je eigenlijk iets zonder iets zeggen. Precies wat je soms nodig hebt: je afkeuring tonen zonder ergens woorden aan vuil te maken. De niet-helemaal-taligheid van de tjoerie heeft dus juist een communicatieve functie.
Voor taalwetenschapper Felix Ameka, professor aan de universiteit van Leiden, is de vraag of het nu wel of niet telt als onderdeel van de grammatica niet de enige die we moeten stellen. Hij zegt dat we niet alleen het abstracte taalsysteem moeten beschrijven, maar ook de systematiek van het taalgebruik. We hebben ook, in zijn termen, “grammars of use” nodig. De tjoerie vindt meteen een plek in zo’n gebruiksgrammatica. Het mag dan bijzonder klinken (anders dan de meeste woorden), de functie is duidelijk en belangrijk in het sociale verkeer van alledag.
Grensfenomenen
Ameka organiseert deze week samen met Mark Dingemanse tijdens de WOCAL-conferentie een workshop over dit soort vragen. De workshop gaat niet alleen over de tjoerie en soortgelijke geluiden van af- en goedkeuring, maar ook over begroetingen, aanspreekvormen voor vee en huisdieren, en andere zogenaamde marginalia. Of ze echt zo marginaal zijn hangt natuurlijk af van je uitgangspunt. Kijk je alleen naar zinsstructuren, dan vallen deze zaken buiten je blikveld. Maar kijk je naar de rol van taal in sociale interactie, dan spelen ze misschien juist wel een centrale rol.
Samen proberen de deelnemers aan de workshop te ontdekken wat de regels zijn voor wat er op het eerste gezicht uitziet als een zootje ongeregeld. De hoop is dat de taalkunde een nieuwe impuls kan krijgen door dit soort fenomenen centraal te stellen. Eén effect is meteen al duidelijk: door te kijken naar schijnbare grensfenomenen komen de grenzen zelf ter discussie. En dat is een gezonde ontwikkeling voor de taalkunde, die zich lang heeft laten leiden door dat we makkelijk kunnen opschrijven en vangen in eenduidige categorieën.
De tjoerie trekt zich niets aan van taalgrenzen en ontglipt onze indelingen van wat telt als taal en wat niet. De weg van de minste weerstand zou zijn om de tjoerie daarom af te schrijven als een rare vogel en ons te richten op dingen waarvan de status minder dubbelzinnig is. Maar voor de taalkunde is zo’n uitdaging juist ook een kans om te komen tot betere en bredere theorieën van taal. Dat is althans de conclusie van Figueroa, die in haar onderzoek naar de Jamaicaanse versie van de tjoerie het volgende schreef:
Op de snijvlakken van publiek en privé, intentioneel en onintentioneel, rationeel en irrationeel, talig, voor-talig en half-talig — daar vinden we de complexiteit van de menselijke cognitie, interactie en communicatie.
Figueroa 2005:93
Gebruikte bronnen
- Ameka, Felix K. 1992. Interjections: The Universal Yet Neglected Part of Speech. Journal of Pragmatics 18(2–3). 101–118.
- Ameka, Felix K. & Terkourafi, Marina. 2019. What if…? Imagining non-Western perspectives on pragmatic theory and practice. Journal of Pragmatics S0378216619300268. (doi:10.1016/j.pragma.2019.04.001)
- Dingemanse, Mark. 2020. Between Sound and Speech: Liminal Signs in Interaction. Research on Language and Social Interaction. Routledge 53(1). 188–196. (doi:10.1080/08351813.2020.1712967)
- Figueroa, Esther. 2005. Rude sounds: Kiss Teeth and negotiation of the public sphere. In Mühleisen, Susanne & Migge, Bettina (eds.), Politeness and Face in Caribbean Creoles. John Benjamins Publishing.
- Lionnet, Florian. 2020. Paralinguistic Use of Clicks in Chad. Click Consonants, 422–437. (doi:10.1163/9789004424357_015)
- Rickford, John R. & Rickford, Angela E. 1976. Cut-Eye and Suck-Teeth: African Words and Gestures in New World Guise. The Journal of American Folklore 89(353). 294–309.
Dit stuk verscheen eerder op Stemmen van Afrika
Laat een reactie achter