De Bijbel is zonder enige twijfel het meest vertaalde boek ter wereld. Van de volledige tekst zijn vertalingen in ongeveer 700 talen bekend. Verwonderlijk is dat niet. De meeste mensen zullen het Hebreeuws, Aramees en Grieks onvoldoende machtig zijn om de Bijbel in die grondtalen te lezen.
De Hernse Bijbel uit 1361 was de eerste tamelijk complete vertaling in de volkstaal. Een grote verspreiding kende deze tekst aanvankelijk niet, want ze was uitsluitend beschikbaar als handschrift. Later veranderde dat. Dit manuscript lag ten grondslag aan de eerste gedrukte bijbel uit het Nederlandse taalgebied, de Delftse Bijbel (1477). De eerste volledige Nederlandstalige bijbel liet nog een halve eeuw op zich wachten: pas in 1526 gaf Jacob van Liesvelt deze in het licht.
Steeds nieuwe vertalingen
Omdat het Nederlands in de loop der jaren de nodige veranderingen onderging, bleef er in de daaropvolgende eeuwen behoefte bestaan aan vertalingen die aansloten op het toenmalige taalgebruik. (Terzijde: het vergelijken van 15 Nederlandse vertalingen met historische Bijbelvertalingen uit het Engels, Duits en het Zweeds van de veertiende eeuw tot vandaag is sinds 28 mei mogelijk in het zogenaamde EDGeS-corpus).
Tegenwoordig is er een grote verscheidenheid aan Bijbelvertalingen, voor zowel protestanten als katholieken. De bekendste zijn de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004), de Herziene Statenvertaling (HSV, 2010), de Nederlands Bijbelgenootschap-vertaling (NBG, 1951), de Naardense Bijbel (2004) en de Willibrordvertaling (1975).
Leesbare teksten
De afgelopen vijftig jaar zijn er ook Bijbelvertalingen en -bewerkingen op de markt gekomen waarbij meer aandacht kwam voor de leesbaarheid en die daardoor (licht of sterk) afwijken van de oorspronkelijke tekst. Volwassenen die graag een gemakkelijk te begrijpen tekst lezen kunnen onder andere kiezen voor de Groot Nieuws Bijbel (1983), de BasisBijbel (2013) en de Bijbel in Gewone Taal (BGT, 2014).
Deze Bijbelvertalingen zijn geschreven voor volwassenen en daarmee niet geschikt voor kinderen. Om peuters, kleuters, oudere kinderen en pubers toch kennis te laten maken met de verhalen uit de Bijbel is er een keur aan kinderbijbels verkrijgbaar. Korte zinnen, korte teksten en kleurrijke plaatjes voor de allerkleinsten en vlotte vertellingen voor de jeugd. Van sommige Bijbelboeken is zelfs een straattaalversie verschenen: het Evangelie van Matteus werd omgedoopt tot De torrie van Mattie.
Afstemming op publiek
Volgens het Referentiekader taal moeten leerlingen tijdens het schrijven hun tekst afstemmen op het publiek. Een havo-leerling “kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media). Past register consequent toe: het taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre”, terwijl een vwo-leerling “kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media). Kan verschillende registers hanteren en heeft geen moeite om het register aan te passen aan de situatie en het publiek.”
De onderstaande opdracht is daarvoor een goede oefening. Ik heb hier gekozen voor de bekende geschiedenis van Jozef uit Genesis maar de Bijbel bevat nog veel meer verhalen die op vergelijkbare wijze onder de aandacht van leerlingen gebracht kunnen worden. Zo komen ze in een sterk geseculariseerde samenleving toch nog in aanraking met de prachtige verhalen uit de Bijbel die zowel schrijvers als beeldende kunstenaars eeuwenlang hebben geïnspireerd.
Schrijfopdracht: aandachtspunt publiek
Het 37e hoofdstuk van het Bijbelboek Genesis verhaalt over Jozef, de jongen die door zijn broers wordt verkocht en naar Egypte wordt gevoerd. Dit verhaal is niet alleen bekend bij christenen, het is ook opgenomen in de Tenach – het heilige boek van het jodendom – en de Koran – het heilige boek van de islam.
De beroemde 17e-eeuwse schrijver Joost van den Vondel heeft dit verhaal als uitgangspunt genomen voor zijn prachtige treurspel Joseph in Dothan. Van dit hoofdstuk, dat op één A4-tje past, heeft hij een compleet toneelstuk weten te schrijven. Natuurlijk verwachten wij niet van je dat je je kunt meten met de grootste treurspeldichter van ons land. Wel gaan we proberen dit hoofdstuk geschikt te maken voor een jeugdig publiek van 5 tot 7 jaar. Gebruik voor deze opdracht bijvoorbeeld deze vertaling van de tekst.
Bij het herschrijven van deze tekst moet je letten op het volgende:
- Inhoud
Niet alles uit de oorspronkelijke tekst is geschikt voor kinderen. Laat gerust zaken weg, die ervoor zorgen dat kinderen het verhaal minder goed begrijpen. Zo lezen we in vers 2: “Jozef was een jongeman van zeventien jaar, toen hij met zijn broers, de zonen van Bilha en Zilpa, de vrouwen van zijn vader, de kudde hoedde”. Dit kun je veranderen in “Jozef hoedde met zijn broers het vee.” Soms kun je omwille van de duidelijkheid beter zaken weglaten. Zorg er wel voor dat de essentie van het verhaal gehandhaafd blijft. - Taalgebruik
Het taalgebruik uit de bijbelvertaling is vrij plechtig en enigszins ouderwets. Zo staat er in vers 2: “Hij bracht de kwade geruchten die over zijn broers in omloop waren aan hun vader over.” Dit kun je bijvoorbeeld veranderen in: “Hij vertelde slechte dingen over zijn broers aan hun vader”. De zin: “Terwijl ze zaten te eten, zagen zij ineens een karavaan van Ismaëlieten, die van Gilead kwam” kun je bijvoorbeeld veranderen in: “Tijdens het eten zagen ze mensen op kamelen aan komen rijden.” Je vermijdt zo het gebruik van het woord karavaan.
Vervang dus ouderwetse woorden en moeilijke woorden.
Ook de zinslengte is een criterium. Zorg ervoor dat de zinnen niet te lang zijn. Als richtlijn kun je aanhouden: tien woorden per zin.
Samengestelde zinnen zijn voor kinderen moeilijk te begrijpen. Maak dus zoveel mogelijk enkelvoudige zinnen, d.w.z. zinnen met maar één persoonsvorm.
- Lengte
Het oorspronkelijke bijbelverhaal telt 37 verzen. Dat is veel te lang voor kinderen van 5-7 jaar. Zorg ervoor dat je maximaal 20 korte (!) zinnen gebruikt.
Vervolgopdracht
Als je de teksten van je leerlingen verzamelt, kun je tijdens een volgende les een klas in groepen splitsen en aan elk van die groepen enkele hertalingen voorleggen met de vraag welk verhaal het beste is. Laat elke groep daarbij een lijst samenstellen met punten die een rol hebben gespeeld bij de keuze voor een bepaalde bewerking.
Vervolgens kan klassikaal een inventarisatie worden gemaakt van deze punten die een tekst geschikt maken voor een zeer jeugdig publiek. Toen ik deze opdracht liet uitvoeren in een 5havo-klas kwamen de leerlingen zelf tot het volgende overzicht. Het verhaal moet: eenvoudige zinnen hebben, korte zinnen (geen te lange zinnen) hebben, een correcte spelling en interpunctie hebben, goed opgebouwde zinnen hebben, maximaal 25 zinnen hebben, leuk en spannend zijn, een levendig verhaal zijn, compleet zijn, niet te veel details hebben, een goede alineaopbouw hebben, geen vijandige woorden hebben, gemakkelijke woorden hebben.
Geef leerlingen daarna de gelegenheid om met inachtneming van de door hen zelf aangedragen criteria – of de zojuist genoemde opsomming – een tweede versie van hun verhaal te schrijven.
Laat een reactie achter