Uit Toen dichters over engelen droomden, de nieuwe bundel van Karel Wasch.
Schimmig
De dag was niet zo helder
als hij aanvankelijk leek,
er hingen stofdeeltjes in de
lucht. Het zonlicht had iets
groezeligs.
Hij ergerde zich aan de vervaging;
aan dit tweeduister,
dat nu ook zijn denken vertroebelde.
Tegelijkertijd zag hij zijn vrouw in
haar huidige hoedanigheid. Een wezen
zonder geheugen, snel in paniek
stukken oprapend van een verbrokkeld verleden.
Knappe koppen hadden mooie namen verzonnen
voor de duivelse aandoening, waartegen
geen kruid leek gewassen.
Hij verlangde naar het heldere licht
van Italië waar zij hun wittebroodsweken
hadden doorgebracht.
Daar schonk hij haar een ring met een
robijn, die ze was kwijtgeraakt, met
zijn liefde, die voor haar onherkenbaar was
geworden.
Karel Wasch (1951)
uit: Toen dichters over engelen droomden (2021)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter