Taalbeschouwing voor groep 4
Praten doe je door je mond open te doen en dan weer dicht.
Als je mond open is, zeg je een klinker. Als je mond dicht is of bijna dicht zeg je een medeklinker.
Aa is bijvoorbeeld een klinker.
Je mond staat wijd open. Probeer maar.
Maar ook als je bijvoorbeeld een oe zegt of een ee is je mond open.
Hij is iets minder wijd open dan bij de aa, maar de lucht kan nog steeds zo naar buiten.
Als je een medeklinker zegt, zit er ergens iets dicht.
Bij de p zijn dat bijvoorbeeld je lippen, net als bij de b.
Als je die zegt kan de lucht echt even niet naar buiten.
Bij de l komt de lucht wel naar buiten, maar je tong zit wel tegen de bovenkant van je verhemelte vast.
Een woord heeft altijd in ieder geval een klinker.
Meestal heeft een woord ook een medeklinker, maar niet allemaal.
Ei bijvoorbeeld niet. En au niet. En ui niet.
Er zijn ook wel een paar woorden zonder klinker. Bijvoorbeeld: mmmm! en sssst!
Maar dat zijn bijzondere woorden, geen gewone.
De allermeeste woorden hebben klinkers én medeklinkers.
Klinkers klinken en medeklinkers klinken mee.
Laat een reactie achter