Jeugdverhalen over joden (146)
In deze reeks publiceert Ewoud Sanders het ruwe materiaal voor een in 2022 te verschijnen boek met een analyse van deze bronnen.
Auteur: A. Vogelaar-van Amersfoort
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
Lakki, een jodenjongen is het debuut van Alie van Amersfoort (geboren in 1943). Zij schreef dit boek toen zij zestien jaar oud was. Sinds haar huwelijk met dominee C. Vogelaar publiceert zij onder de naam A. Vogelaar-van Amersfoort.
Vogelaar-van Amersfoort heeft ruim 65 boeken op haar naam staan, voornamelijk protestantse jeugdboeken. Daarvan zijn er twintig in het Engels vertaald. Zij schreef onder meer de twaalfdelige serie Vertellingen bij de kerkgeschiedenis.’
Het Lectuur-Repertorium noemde A. Vogelaar-van Amersfoort in 1981 schrijfster van ‘een aantal eenvoudige, oubollige protest.-christ. verhaaltjes voor kinderen’ maar in 2001 won zij de EigenWijsPrijs voor het jeugdboek Wil je vrij zijn, Lily?
Lakki, een jodenjongen verscheen bij uitgeverij Den Hertog in Houten en beleefde tussen 1965 en 2001 acht drukken. In de samenvatting is geciteerd uit de eerste editie. Die had als ondertitel: een verhaal uit de Duitse bezettingstijd. Inmiddels is die ondertitel geschrapt. Tussen de vierde en vijfde druk zit een gat van achttien jaar. In vergelijking met de eerste druk zijn in de jongste druk allerlei passages aangepast.
Samenvatting
Lakki Nathans is een joods jongetje van tien jaar. Zijn vader, moeder en zusje zijn bij een razzia opgepakt en meegevoerd. Het is 1944, kort voor kerst en Lakki zwerft alleen door Nederland.
Sluipend door de rietvelden struikelt Lakki. Hij valt met zijn hoofd tegen een steen en gilt het uit. Die gil wordt gehoord door vader De Vries, die met zijn vrouw en zoon Kees op een boot woont. Vader en Kees vinden Lakki en dragen hem naar de woonboot.
Moeder: ‘Je kunt wel zien, dat het een jodenjongetje is. Ik ben zo blij, dat jullie hem gevonden hebben! (…) Morgen hadden de Duitsers hem misschien gevonden.’
Door de val en door alle ontberingen is Lakki erg verzwakt. Vader haalt een dokter. ‘Hij wilde natuurlijk wel komen, al was de patiënt een jodenjongen.’ Lakki mag bij de familie De Vries blijven en sluit vriendschap met Kees.
Op oudejaarsavond wordt de woonboot onverwacht door Duitse soldaten doorzocht. Kees verstopt zich en moeder zegt dat de jongen in de bedstee haar zoon is. De Duitsers geloven haar niet meteen (Lakki heeft zwart haar en ‘koolzwarte’ ogen), maar moeder snauwt de soldaten af. ‘Weet je waarom hij zoveel op een Jood lijkt? Hij is erg ziek geweest.’ De Duitsers laten zich uiteindelijk afpoeieren.
Lakki stelt voor om te vertrekken, maar moeder antwoordt: ‘Dat mag je niet zeggen, Lakki, want we houden heel veel van je, onthoud dat goed. En de Heere Jezus heeft ons geleerd, dat we andere mensen moeten liefhebben en hen moeten helpen, als ze in moeilijkheden zijn.’
Twee donkere ogen kijken haar vragend aan. Moeder begrijpt nu ‘dat deze jongen nog nooit van Jezus had gehoord’. Daarom vertelt ze hem van de Zoon van God die ‘veel geleden had om de grote schuld te betalen voor Zijn volk’. Lakki begrijpt niet alles, maar is wel zeer geboeid.
Voortaan leest moeder verhalen uit de kinderbijbel voor. Zij is erg blij dat ze Lakki van de Heiland mag vertellen en bidt dat de Heer haar inspanningen mag zegenen.
Na een paar weken komen de Duitsers terug. In de tussentijd heeft vader een schuilplaats voor Lakki gebouwd, achter het orgel. Lakki wordt niet gevonden, maar de Duitse soldaten nemen vader mee. Na een paar maanden komt hij vrij. Niet lang daarna wordt Nederland bevrijd.
Lakki’s moeder en zusje zijn omgekomen, maar zijn vader is uit het concentratiekamp ontsnapt. Hij plaatst een advertentie in een krant die door vader De Vries wordt gelezen.
Intussen heeft Lakki ernstig kou gevat en andermaal ligt hij ziek op bed. Hij is zó ziek dat onzeker is of hij het zal overleven.
Moeder heeft met Lakki’s vader te doen. ‘Als hij zijn zoontje maar niet terugvindt om hem te zien sterven’, zegt zij. Haar man zegt troostend: ‘Kom nou, moeder, (…) laten we op de Heere vertrouwen. Hij kan ook Lakki beter maken. En als het niet Zijn wil is, dan moeten we erin berusten. Ik ben in ieder geval blij, dat we hem van Jezus hebben kunnen vertellen en… naar ik geloof, niet zonder vrucht.’
In een gesprek met De Vries toont Lakki’s vader zijn woede op de Duitsers. De Vries legt uit dat God hiermee wellicht wijze bedoelingen heeft. ‘Misschien is Zijn bedoeling wel om jouw ziel te redden, Nathans!’
Aanvankelijk reageert Lakki’s vader ‘ietwat wrevelig’ op deze woorden, maar die avond bidt hij, tot zijn schrik, voor het eerst in zijn leven: ‘God, als Gij er zijt, maak mij dan als die man’ – als vader De Vries.
Met zijn laatste krachten zegt Lakki tegen moeder De Vries: ‘Ik mag nu vast geloven dat Jezus ook voor mij gestorven is. Vindt u dat geen wonder? Een half jaar geleden had ik nog nooit van Hem gehoord! (…) O, wat zou ik graag nog een poosje willen blijven om mijn vader van Hem te vertellen! Want ik vind het zo erg, dat vader nog zonder God in de wereld leeft.’
Lakki dreigt te sterven, maar vader De Vries smeekt God of hij Lakki wil genezen. Dit gebed wordt verhoord. Lakki opent zijn ogen en zegt zachtjes tegen zijn vader: ‘Vader, ik blijf nog wat bij u. Nu mag ik u zelf uit de Bijbel vertellen.’
Doelgroep en receptie
Volgens uitgeverij Den Hertog was de achtste druk, die verscheen in 2001, bestemd voor kinderen van circa negen jaar. Dit staat op de achterzijde van het boek. Volgens de Nederlandse Bibliotheek Dienst is het boek bestemd voor kinderen ‘vanaf ca. 11 jaar’. Voor de eerste editie, uit 1965, heb ik geen leeftijdsadvies kunnen vinden.
Van Lakki, een jodenjongen zijn vier besprekingen aangetroffen. ‘De schrijfster is een lidmate van onze gemeenten en velen zullen haar kennen uit de zendingsverhalen, die regelmatig van haar hand verschijnen in ons zendingsblad Paulus’, aldus De Saambinder. Kerkelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in 1966. ‘Het boek (…) bevat een spannend verhaal uit de Duitse bezettingstijd. Ook dit werkje kunnen wij van harte aanbevelen.’ In 1976 oordeelde De Reformatorische School over de derde druk: ‘Een boek dat zeker boeit en de sfeer uit die tijd duidelijk weergeeft.’
In 1995, bij het verschijnen van de vijfde druk, merkte het Reformatorisch Dagblad op dat ‘de bezetters als nogal onnozel worden afgeschilderd. (…) De Duitsers laten zich al heel gemakkelijk om de tuin leiden, zodat Lakki op zijn onderduikadres kan blijven zitten.’ De Nederlandse Bibliotheek Dienst kwam in 1995 tot een vergelijkbaar oordeel. De bespreker vond dat ‘de realiteit veel geweld’ werd aangedaan. ‘Taal en stijl zijn niet feilloos en mede door de tussengevoegde “informatie” en de woordkeus moet de lezer enigszins geoefend zijn.’
Laat een reactie achter