Veere
In drooggevallen kil weinige pinken
Leunen aan zilvren slibbe. Van den laten
Avondtijd gaat schel kariljon rinkinken
Klein-echoloos in schorverweerde maten.
Van hooge schaarsbebouwde kade zinken
In eenzaamheid verlandelijkte straten
Waar groene polders door de bressen blinken.
Klein leven wint van grooten dood. – Daar staat de
Machtiggetoornde kerk in leêgen steilen
Klomp tusschen, boven zerkbevloerde graven,
Donker op avonds gouden-wolkendroomen:
Stil als gedachten uit gedempte haven
De schimmen van de groote dooden zeilen
Naar zee en alzijds-open Zeeuwsche stroomen.
P.C. Boutens (1870-1943)
uit: Sonnetten (1920)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter