Jeugdverhalen over joden (147)
In deze reeks publiceert Ewoud Sanders het ruwe materiaal voor een in 2022 te verschijnen boek met een analyse van deze bronnen.
Auteur: Rina Hoogerwerf-Holleman (geboren 1928)
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
Rina Hoogerwerf-Holleman debuteerde in 1982 met Oorlogsherinneringen en publiceerde daarna nog ruim twintig boeken. ‘Ik hoop dat jonge mensen jaloers worden op het geloofsleven van personen in mijn boeken. Vol gebrek doe ik mijn werk, maar met een biddend hart’, zei Hoogerwerf-Holleman in 2008 in een vraaggesprek over haar schrijverschap in het Reformatorisch Dagblad. Met haar boeken wil zij ‘jonge mensen het Licht met een hoofdletter te laten zien’. ‘Uiteindelijk draait het om de verheerlijking van Gods naam. Ik hoop dat mijn boeken tot zegen mogen zijn voor de naaste.’
In een kort naschrift bij Rebecca van Exmorra verwijst Hoogerwerf-Holleman naar een gedenksteen in Exmorra, met de tekst: ‘Ter gedachtenis aan de benarde jaren van de tweede wereldoorlog (1940-1945). Uit dankbaarheid van diegenen, die in die tijd daar een goed onderkomen hebben gevonden. Ook uit dankbaarheid van een eenzame wees, die nimmer haar ouders heeft teruggevonden: Rebecca van Exmorra.’
In Exmorra staat inderdaad een gedenkzuil, aan de Bolswarderweg. De tekst op de ingemetselde plaquette luidt: ‘Aangeboden aan/ het dorp Exmorra/ door voormalige/ onderduikers/ op 20 augustus 1951.’
Navraag bij Hoogerwerf-Holleman leert dat zij ooit ‘verhalen’ hoorde over een joods meisje dat in Exmorra ondergedoken zou hebben gezeten – het uitgangspunt voor een verder fictief verhaal. Bij het Fries Verzetsmuseum bleek niets bekend over een joodse onderduikster in Exmorra.
Rebecca van Exmorra verscheen bij uitgeverij De Banier in Utrecht en beleefde één druk.
Samenvatting
Het is 1944 als Rebecca, een joods meisje uit Amsterdam, door iemand van het verzet wordt afgeleverd op een boerderij in Friesland. Ze kan onderduiken bij de familie Boonstra: vader, moeder, oma en vijf kinderen. De ‘Boonstrahoeve’ ligt tussen de dorpen Exmorra en Allingawier.
Rebecca is vijftien en past zich snel aan. Ze kookt op zaterdag (hoewel ze dat ‘als Joodse’ niet gewend is) en gaat mee naar de kerk, waar ze over Jezus hoort preken.
Rebecca heeft het meest te maken met moeder Boonstra, die zij ‘tante’ noemt, en met grootmoeder (‘Beppe’). ‘Beppe Boonstra is een lieve vrouw, maar wat nog meer zegt: zij is iemand, die de Heere kent en dient.’
‘Toe, vertel eens wat van je ouders en je familie’, zegt moeder, als Rebecca een paar weken bij hen woont. Het meisje snikt het uit: ‘Het is zo erg, zo heel erg tante (…). Ik kan er niet over praten, nee, nu nog niet.’
Moeder antwoordt: ‘Ja, maar wij willen met je meeleven kind en je de weg wijzen naar Boven. Er is er Een, die jouw smart wil helpen dragen.’
‘Het Jodinnetje’ kijkt moeder vertwijfeld aan. ‘In de kerk heeft ze steeds over de Messias horen preken. En zie, daarover piekert zij. Is dat dan de waarheid?’
Moeder is blij met dit gesprekje. ‘Ze weet nu iets meer van haar onderduikerstertje. Afwachten maar… tot op Gods tijd.’
Aan tafel wordt geregeld over de oorlog gesproken. De kinderen zijn bang. Maar Beppe zegt: ‘Er is toch een veilige Schuilplaats. Zoek de Heere, terwijl Hij te vinden is, kinderen. Roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.’
Dit raakt Rebecca. ‘Zo liefdevol en teer heeft Rebecca nog nooit horen spreken. Zij wordt warm van binnen. (…) Mag zij ook bij die Jezus horen? Maar van die Jezus weet ze nog zo weinig.’
Beppe vertelt dat Jezus is gekomen om de zondaren zalig te maken. ‘Rebecca denkt diep na. (…) Wat moet zij doen om zalig te worden? En dan is het of er een stem in haar spreekt: “Geloof in de Heere Jezus en gij zult zalig worden.”’
Rebecca ervaart het lijdensverhaal als een troost. ‘Het wonderlijke is, dat haar verdriet om wat zij meegemaakt heeft naar de achtergrond wordt gedrongen. Het verdriet, dat zij God kwijt is door eigen schuld en zonden, weegt haar nu veel meer dan al het andere.’
Rebecca vertelt nu voor het eerst wat haar is overkomen. Hoe zij met haar ouders, broertjes en zusje ‘in veewagens’ naar Westerbork is vervoerd. Waar de kinderen van de ouders werden gescheiden. ‘Als er een begon te huilen, sloegen die valse soldaten ons met hun geweerkolven op het hoofd.’ Vervolgens een concentratiekamp in Polen, waar haar hele familie omkomt. Gelukkig kan Rebecca ontkomen. Ze wordt door iemand in een lege aardappelkist gestopt, in een wagen… ‘de ontvluchting is gelukt’.
Iedereen is stil van dit verhaal, vader leest met trillende stem een psalm. Stralend ligt Rebecca even later in bed. ‘Er gloort hoop in haar verslagen hart. Het is de hoop, die nooit meer sterft. Een begin van nieuw leven. Een leven met God.’
Nadat de ‘Boonstrahoeve’ door de Duitsers is doorzocht moet Rebecca een tijdje elders onderduiken, tot er een schuilplaats is gebouwd. Ze is blij als ze terug kan komen want ze mist Beppe. ‘De oude vrouw, die haar zoveel heeft verteld over Jezus. In Rebecca’s jonge hart is het zaad van het geloof gaan groeien als een kleine plant. Maar dat plantje is nog zo teer.’
Gelukkig krijgt Rebecca voor haar zestiende verjaardag een zakbijbel van Beppe, om mee te nemen naar de kerk, waar ze wekelijks naartoe gaat. Een dag voor kerst preekt de dominee over ‘het volk van Israël, dat zo vervolgd en verdrukt wordt’. Rebecca ‘is ontroerd, als er voor haar volk gebeden wordt. Ze moet aan haar familie denken. De wond is nog zo vers (…).’ In stilte smeekt ze: ‘O God, bekeer mij.’
De volgende dag, met kerst, gaat Rebecca weer naar de kerk. Ze zingt van harte met de gemeente mee. Ze weet het nu zeker: ‘Hij is de Vredevorst. Hij is de Messias.’ ‘Het is nu heel anders in haar hart geworden: er is licht, vrede en blijdschap. Je kunt het aan haar gezicht zien.’
Thuis is iedereen diep onder de indruk. Ze zingen psalmen en vader legt de herkomst van de dorpsnaam Exmorra uit. ‘Vroeger was hier een zee; de Middelzee. Een uitloper van die zee heette Morra. Het woordje “Morra” betekent: moeras. “Ex” betekent: uit. Dus Exmorra betekent: uit het moeras.’
Rebecca denkt: ‘Zo heet ik ook: Rebecca van Exmorra. Rebecca vanuit het moeras gehaald, door Jezus Christus, de geboren Koning, die op de aarde kwam om zondaren uit het moeras van de zonde te verlossen.’
Doelgroep en receptie
Volgens uitgeverij De Banier was Rebecca van Exmorra geschikt voor jongens en meisjes ‘vanaf tien jaar’. Dit staat op de achterzijde van het boek. De bespreker van de Nederlandse Bibliotheek Dienst vond het geschikt voor kinderen van negen tot twaalf jaar.
Van Rebecca van Exmorra vond ik vier besprekingen. ‘Veel is er al over de Tweede Wereldoorlog geschreven’, aldus het Reformatorisch Dagblad in 1989. ‘De meeste dingen die in het boekje voorkomen zijn (…) dan ook niet nieuw. Toch is er in dit boekje een facet dat Rebecca van Exmorra even doet oplichten tussen de rijen oorlogsboeken. En dat is de wijze waarop het joodse meisje beschreven wordt. Hoe zij, al is ze een jodinnetje, trouw mee naar de kerk gaat en persoonlijk de Messias leert kennen.’ De bespreker vond dat er ‘wat moeilijke woorden en zinnen’ en grote ‘tijdssprongen’ in voorkwamen. Maar: ‘Ondanks dat, een verantwoord boekje voor een “normale” prijs.’
Criterium, onderwijsblad op gereformeerde grondslag volstond met een beknopte samenvatting met als eindoordeel: ‘Aanbevolen.’
Het eindoordeel van Onze hervormde zondagsschool luidde: ‘Warm aanbevolen.’ Met als onderbouwing: ‘Stijl en inhoud zijn verantwoord. Een spannend boek, dat de kinderen graag zullen lezen.’
De bespreker van de Nederlandse Bibliotheek Dienst was niet erg onder de indruk. ‘Het verhaaltje over onderduikers, -duikgevers, verzetsmensen en verraders, hongertochten, maar bovenal over een allesoverstijgend geloof in Christus als Verlosser, is uiterst mager. Zo worden de volstrekt ongeloofwaardige bevrijding van Rebecca uit een Pools concentratiekamp en haar terugkeer naar Nederland in oorlogstijd in een paar zinnetjes afgedaan! Voorvallen rond het verzet zoals verwerkt in dit boekje, zullen zich ongetwijfeld op het Friese platteland hebben voorgedaan: ze gaan echter totaal niet leven door de houterige verteltrant, het gebrek aan karaktertekening, de onkinderlijke woordkeus, het ontbreken van echte spanning. Voor sommige behoudende kringen wellicht geschikt (…)’.
Laat een reactie achter