Gent
Gent, kop en hart, gij zijt een schoone stad,
van uwe torens nog niet eens gesproken,
noch van de vaandels die men uitgestoken
heeft naar men het vet of mager had.
Gij hebt het een en ’t ander meegemaakt;
alleen het wit en ’t zwart behield zijn toover:
’t is wit en zwart dat over u nog waakt.
Maar kom, dat is historie. Zand erover.
De dag van heden is het grootste wonder.
Uw maagdekens maken geen verdriet.
Uw dichters zijn ook van de slechtste niet
al loopen er veel wiskesvliegers onder,
maar dat is galerij, façade, krans,
lijk ’t puiksken uit (’t leest de gazette in ’t Fransch).
Daar zit ge Gent, onder die dwaze winden:
Wie dieper delft zal ’t erts wel vinden.
Richard Minne (1891-1965)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter