De toekomst van de Neerlandistiek ligt in België. Dat is één conclusie die je kunt trekken uit het essay dat Yves T’Sjoen onlangs publiceerde bij de Antwerpse uitgever W∞lf. (Een eerdere versie verscheen vorig jaar online op de website Voertaal.)
Hij geeft eerst wat feiten over het vak die tot enige bezorgdheid kunnen stemmen – de terugloop van belangstelling onder studenten en het slechte aanzien dat het vak deelt met de geesteswetenschappen in bredere zin. Daarna wordt hij positiever, hij zoekt naar uitwegen uit de crisis, in ieder geval voor zijn eigen specialisatie, de letterkundige neerlandistiek. Het gaat onder andere om het weer centraal stellen van talenvakken op de scholen of duidelijk maken dat niet zozeer de canon interessant is als wel de manier waarop die canon telkens opnieuw gevormd wordt. Maar het interessantste voorstel vind ik dus dat voor de neerlandistiek in België. Het is heel eenvoudig: een eeuwigheid zijn de studie van de Vlaamse en die van de Franstalige literatuur strikt gescheiden van elkaar, probeer ze nu eens meer op elkaar te betrekken. Dat kan in het onderwijs – gezamenlijke vakken – en natuurlijk in het onderzoek.
Het lijkt me ook niet alleen maar een oplossing voor de letterkundigen. Taalkundig valt er ook veel te onderzoeken. Nederlandse lettergrepen kunnen niet eindigen op bijvoorbeeld een d-klank: admiraal spreek je uit met een t. Verscherping, wordt dat genoemd. Voor het Frans geldt dat niet: admirer spreek je uit met een d. Nu wordt er beweerd dat er aan de Nederlandse kant van de taalgrens dialecten zijn die d’s zelfs aan het eind van een woord uitspreken, terwijl er aan de andere kant juist Franse dialecten zijn (of: Waalse dialecten zijn geweest) die juist Verscherping hebben overgenomen. Hoe ziet dat landschap er precies uit? Wat heeft men precies van elkaar overgenomen? Er bestaat Nederlandse dialectologie en Franse dialectologie, maar nauwelijks werk over dat soort overspringen.
Het essay heet trouwens ook niet voor niets ‘Opperlandse overpeinzingen’, dat is een verwijzing naar de taalkundige (en schrijver) Hugo Brandt Corstius en in het bijzonder naar diens uitriep ‘Laat Honderd Nederlandsen Bloeien’. Precies in variatie, precies in de beweging weg van de standaards, ligt de toekomst van het vak.
En dat geldt uiteindelijk natuurlijk ook niet alleen in België. Ook in Nederland is er voortdurend contact geweest met andere talen. Het Nederlands is een taal die niet voor niets altijd in een rivierdelta gesproken is, waar van alle kanten voortdurend van alles is aangeslibd – in de taal en in de literatuur. Precies dat maakt de Nederlandse taal en literatuur zo interessant én zo actueel, want dat aanslibben gaat nog steeds in volle hevigheid door.
Yves T’Sjoen. Opperlandse overpeinzingen van een neerlandicus. Bespiegeling in vijf scherven en een postscriptum. Antwerpen: W∞lf, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter