Van smartlap tot boerenpummelrock (I)
Deze tekst is het resultaat van de Olympiade van PlusNederlands, die dit jaar in aangepaste vorm doorging. Leerlingen konden individueel deelnemen aan een Onderzoekslab, waarbij ze onder begeleiding van een of meerdere onderzoekers van een Nederlandse of Vlaamse universiteit met een eigen project aan de slag gingen. Tom Withaar uit vwo 5 van het Praedinius Gynmasium in Groningen was een van de enthousiaste deelnemers. Samen met zijn begeleiders Kristel Doreleijers (Tilburg University/Meertens Instituut) en Jos Swanenberg (Tilburg University) verdiepte hij zich de afgelopen maanden in de motivaties voor artiesten om in dialect te zingen. In deze blogserie bespreekt hij de belangrijkste resultaten van zijn taalkundige verkenning. Vandaag in deel I de introductie.
Verandering van dialect
In Nederland heerst er een idee dat dialect aan het uitsterven is: het dwaalt alleen nog maar eenzaam rond op symbolische, tweetalige plaatsnaambordjes en in de hoofden van bejaarden. Er is een dalende trend in gerapporteerd streektaalgebruik: het neemt sterk af in alle gebieden van Nederland, behalve in Limburg en Friesland.
Veel onderzoek bevestigt dit beeld, zoals bijvoorbeeld het artikel Streektaaldood in de Lage Landen van Arjen Versloot. De dreigende titel voorspelt niet veel goeds. Volgens Arjen Versloot staan de Nederlandse dialecten al met één been in het graf. Ooit hadden we vele dialecten, in elk dorp was het dialect net iets anders, maar ergens in de tweede helft van de 21e eeuw zal deze grote verscheidenheid van dialecten plaats hebben gemaakt voor een dialectlandschap dat zal bestaan uit vier grotere regiolecten: het Randstadnederlands, de Vlaamse tussentaal, het Fries en het Limburgs.
Toch voorspelt niet al het onderzoek zo’n droeve toekomst voor de Nederlandse dialecten. Deze studies laten zien dat dialect niet afneemt, maar verandert: oud, traditioneel dialect maakt plaats voor een nieuw, ander soort dialect.
Iedereen kan zich steeds makkelijk van A naar B verplaatsen. Hierdoor hebben steeds meer mensen contact met mensen buiten hun eigen dorp. Het gevolg hiervan is taalcontact tussen verschillende dialecten. Hierdoor nemen dialecten kenmerken van elkaar over en gaan ze steeds meer op elkaar lijken: bepaalde kenmerken slijten af en sommige aspecten van een dialect die voor outsiders lastig te beheersen zijn, verdwijnen. Dit heet horizontale vervlakking.
Dialecten komen niet alleen in contact met andere dialecten, maar ook met de standaardtaal. Door dit taalcontact gaan dialecten steeds meer kenmerken van de standaardtaal overnemen. Dit heet verticale vervlakking. Zo maken de dialecten van verschillende individuele dorpen en steden plaats voor regiolecten die gesproken worden in een groter gebied.
Er vindt niet alleen contact plaats tussen de dialecten van verschillende dorpen, maar ook tussen de talen van verschillende landen. Hierdoor nemen dialecten buitenlandse kenmerken over. Zo zijn er bijvoorbeeld kenmerken van het Turks te vinden in het Brabants van nieuwe sprekers.
Door al deze vormen van taalcontact ontstaat een nieuw soort dialect dat traditionele, lokale, dorpse kenmerken mengt met aspecten van andere dialecten en sociolecten (bijvoorbeeld straattaal) en met eigenschappen van het Standaardnederlands en andere, vreemde talen (bijvoorbeeld het Engels of het Turks).
Glokalisatie
Taal draait niet alleen om communicatie. Zou het niet geweldig zijn als iedereen op de wereld één taal zou spreken? Eén lingua franca? Heerlijk! Eén en al begrip. De mensheid keert weer terug naar de Bijbelse tijden van voor de staking van de bouw van de toren van Babel… Maar zo ziet het taallandschap van de wereld er niet uit: er zijn vele talen waaronder vele dialecten. Dit is het geval omdat taal, naast haar functie als communicatiemiddel, nog een andere functie heeft: het uitdragen van je identiteit. Door het dialect van jouw streek te spreken laat je aan de buitenwereld zien waar je vandaan komt, waar je roots liggen.
In een wereld waarin landsgrenzen vervagen en de wereld op weg is om een global village te worden met één wereldcultuur (globalisatie), raken mensen vervreemd van hun oorsprong en hebben ze de behoefte om daarnaar terug te keren (lokalisatie). Het spreken van dialect is bij uitstek dé manier om dit te doen. Deze paradoxale combinatie van globalisatie en lokalisatie heet glokalisatie.
De vermenging van globale en lokale kenmerken gebeurt veel in muziek. Glokale muziek is niets nieuws. In de negentiende eeuw schreef Eeltje Halbertsma bijvoorbeeld Friese teksten (lokaal) op melodieën van Mozart en Mendelssohn (globaal). Een typerend hedendaags voorbeeld is het gebruik van dialect in popmuziek. Waarom kiezen artiesten ervoor om in dialect te zingen? Als je in het Nederlands of in het Engels zingt is je publiek – zou je denken – toch veel groter? Waarom doen artiesten dat dan niet? Dat heb ik uitgezocht aan de hand van zes casestudy’s, namelijk: Normaal, Gerard van Maasakkers, Ede Staal, Wat Aans!, Marlene Bakker en Sophie Straat. Bij al deze casestudy’s heb ik gekeken naar welke motivaties de bands/muzikanten geven in artikelen en interviews voor het gebruiken van dialect. Vervolgens heb ik deze motivaties vergeleken, op zoek naar overeenkomsten en verschillen.
In de volgende bijdragen komt telkens een van de casestudy’s aan bod.
Literatuur
Cornips, L., Marzo, S. en Swanenberg, J. (2018). Processen van place-making door talige praktijken in Tilburg, Heerlen en Genk. Parodie van de Braboneger en Getske Boys, en het Cités. Taal en Tongval, 70(2): 149-177. https://doi.org/10.5117/TET2018.2.CORN
Doreleijers, K. (17 mei 2021). De toekomst van streektalen komt in meer dan vier smaken. EW Podium. https://www.ewmagazine.nl/ewpodium/blog/2021/05/de-toekomst-van-streektalen-komt-in-meer-dan-vier-smaken-822812/
Grijp, L.P. (2007). Singing in Dutch Dialects. Language Choice in Music and the Dialect Renaissance. In P.J. Margry & H. Roodenburg (Red.), Reframing Dutch Culture. Between Otherness and Authenticity (225-243). Ashgate.
Robertson, R. (1995). Glocalization. Time-Space and Homogeneity-Heterogeneity. In M. Featherstone, S. Lash & R. Robertson (Red.), Global modernities (25-44). SAGE Publications Ltd. https://www.doi.org/10.4135/9781446250563.n2
Swanenberg, J. (februari 2014). Het nieuwste Brabants. Taalgebruik van jonge en nieuwe Brabanders. In W. van der Donk e.a (Red.), Het Nieuwste Brabant (424-441). Lecturis. https://www.researchgate.net/publication/283730248_Het_nieuwste_Brabants_Taalgebruik_van_jonge_en_nieuwe_Brabanders
Versloot, A. (2020). Streektaaldood in de Lage Landen. Taal en Tongval, 27(1): 7-16. https://doi.org/10.5117/TET2020.1.VERS
Wilting, M., van Hout, R. & Swanenberg, J. (2014). Regiolect verankerd. Een survey-onderzoek naar dialectgebruik van Eindhovense jongeren. Taal en Tongval, 66(2): 143-171. https://doi.org/10.5117/TET2014.2.WILT
Laat een reactie achter