Daar gaan we weer, dacht ik, toen ik de kop boven een column in Trouw zag: ‘De studie Nederlands lijkt een knekelhuis’. Het nieuwe academiejaar begint en de journalisten en spraakmakers moeten ook wat. Wat tegenviel was dat de tekst dit keer was van de normaal altijd zeer betrokken, positieve Abdelkader Benali. Maar ook hij schaart zich nu in het rijtje van de Elma Drayers en Ilja Pfeijffers, de types die zonder enige zichtbare kennis van de werkelijke situatie de aanvechting gevoelen de studie Nederlands onder vuur nemen.
Ook Benali blaast de valse (en zeer oude) tegenstelling tussen de saaie, wereldafgewende academische neerlandici versus bevlogen echte liefhebbers weer eens (het zoveelste) leven is: ‘academici willen geen gevoelige snaar raken’, dus ‘fladderen er een aantal prachtige paradijsvogels die geweldig kunnen vertellen over de Nederlandse taal zonder gebonden te zijn aan academische verantwoording’.
Palet
Alleen dit is al een opmaat naar veel groteske, valse aannames. Vooropgesteld: mij lijkt niets mis met de basisvoorwaarde voor élke wetenschappelijke discipline dat je op academisch niveau verantwoording aflegt voor je onderzoek en onderwijs. Maar daar gaat het nu niet om. Een prangender misverstand is dat Benali het hier nog heeft over ‘geweldig vertellen over de Nederlandse taal’, maar verder alleen ingaat op het onderwijs in de eigentijdse Nederlandse letterkunde. Misschien is het goed om het nogeens te herhalen: het academisch vak Nederlandse Taal en Cultuur behelst wat betreft onderwijs en onderzoek oneindig veel meer – van historische taalkunde en mediëvistiek tot taalbeheersing en vakdidactiek. En de collega’s in binnen- en buitenland van al die betreffende disciplines manifesteren zich zeer nadrukkelijk voor het brede publiek: met veelbezochte taalmanifestaties, tentoonstellingen, boeken voor het grote publiek, publicaties en optredens in allerlei media. ‘Er is meer Nederlands op Radio 1 dan in de collegezalen’, stelt Benali niettemin. Nou, niet als je enigszins bekend bent met het rijk- en breedgeschakeerd palet aan academische neerlandici.
Klopt het dan wél wat Benali beweert over de moderne letterkunde? Zijn belangrijkste aanbeveling: ‘verschuif de focus van de moderne literatuur, dus pak ‘m beet tussen 1920 tot 1980, nou eens naar de tegenwoordige tijd. Er is echt heel veel goeds geschreven na De donkere kamer van Damokles en De Aanslag.’
Een goed idee, Abdelkader!
Zó goed, dat we dat dan ook al jaren doen. Ik spreek nu voor mijn eigen Bacheloropleiding Nederlands in Nijmegen, maar ik weet dat het in essentie voor mijn academische collega’s in de rest van Nederland en Vlaanderen niet anders is.
Ontluisterend
Onze nieuwe eerstejaars, die volgende week beginnen, volgen in het eerste semester een overzichtsvak dat van Middeleeuwen tot en met de 21ste-eeuw letterkunde gaat; in periode drie krijgen ze een geheel aan de Nederlandstalige literatuur na 2000 gewijd vak – met de afgelopen jaren aandacht voor zo uiteenlopende auteurs als Maarten van der Graaff, A.H.J.Dautzenberg, Niña Weijers en Aafke Romeijn en bespreken we zaken als de kwaliteit (‘kwaliteit’) van de poëzie van Tim Hofman of een 21ste-eeuws fenomeen als Young Adult-literatuur. Als afsluiting schrijven de studenten, binnen academische richtlijnen, een artikel over een 21ste-eeuwse roman. (Een van de studenten koos de afgelopen jaren zelfs een boek van Abelkader Benali.)
En hoe zit het dan met die afgewendheid van het publiek? Nog maar een voorbeeld. Al jaren organiseert mijn collega Jos Muijres een reeks publiekslezingen door gespecialiseerde academische collega’s over een reeks recente Nederlandstalige boeken (die minder dan vijf jaar oud mogen zijn). De corona-versie van afgelopen voorjaar had bijna 400 deelnemers. En nogmaals: dit zijn toevallig de voorbeelden die ik uit Nijmegen ken, maar ik weet dat bij de collega’s overal in het Nederlands taalgebied dit soort zeer uiteenlopende activiteiten en onderwijs wordt verzorgd.
Columnistische losse flodders als van Benali zijn natuurlijk geheel conform de geest van de huidige tijd. Dat weet ik ook wel. Maar als het gaat over iets waar je zelf wel verstand van hebt, blijft het toch ontluisterend dat iemand publiekelijk hardop zoveel mag vinden van iets waar hij feitelijk zo weinig vanaf weet.
Johan Copier zegt
Benali heeft een column geschreven uit verdriet over de geringe belangstelling voor de studie Nederlands.
Misschien is het goed om op dat punt Benali te ontmoeten. Het lijkt mij een vruchtbaar idee om de discussie te voeren in Trouw of in een programma K & S.
Met vriendelijke groet
Johan Copier.
Jos Joosten zegt
Benali en ik zijn uitgenodigd om dit najaar in discussie te gaan op de podcast ‘De Nieuwe Contrabas’. Ik vermoed dat ‘neerlandistiek’ dit t.z.t. wel zal aankondigen… ‘Trouw’ had geen belangstelling voor (een bewerkte versie van) dit artikel.