Augustusoverwegingen over ons vak (22 en slot)
Gaat de neerlandistiek mooie tijden tegemoet? Ik begon deze reeks – aan het begin van deze maand, weten jullie nog – met die constatering, en ik heb ook al veel gunstige dingen gemeld. Er valt niet te ontkennen dat sommige dingen een paar decennia geleden beter leken: massa’s studenten, ruim geld voor onderzoek, maatschappelijk aanzien voor de beoefenaren van het vak. Maar dat was dan ook de gouden tijd. Daarbij vergeleken is ook een zilveren tijd een crisis, maar dat betekent niet dat zilver geen waarde heeft.
En langzamerhand trekt alles ook wel weer bij. Het geloof dat het meetbare het enig werkelijke is taant – zie de nieuwe programma’s voor erkenning en waardering van wetenschappers, die weg bewegen van de puur kwantitatieve maten voor kwaliteit van onderzoek –, er ontstaat groter bewustzijn dat maatschappelijk belang óók gezocht kan worden in bijdrage aan het maatschappelijk debat, en langzaam komt er een nieuw bewustzijn van het belang van de geesteswetenschappen. Als een van de centrale geesteswetenschappen, in ieder geval binnen het taalgebied, kan de neerlandistiek daar alleen maar van profiteren.
Centraal
Studie van de menselijke gedachtewereld is dan ook altijd nodig. Hoe we de wereld zien wordt bepaald door die gedachtewereld, de enige manier om met de wereld om te gaan is door die gedachtewereld te begrijpen. Nu is die gedachtewereld ook oneindig ingewikkeld, of anders gezegd: het is heel lastig voor de menselijke gedachtewereld om ook nog eens die menselijke gedachtewereld te begrijpen, en dus hakken we haar op in min of meer willekeurige brokken, zoals daar zijn: Nederlandse taal en cultuur.
Ja, er zijn nu minder studenten dan vroeger. Maar overal waar ik de afgelopen vijf jaar (gast)colleges gegeven heb, waren de studenten enthousiast en goed. Dat was in de gouden tijd wel anders, toen er hele hordes studenten waren die Nederlands kozen omdat ze niet wisten wat ze anders moesten en omdat ze dachten dat Nederlands een goede keuze was ‘want dat ken ik al’. Die studenten die vooral gingen voor het gemak zijn nu naar elders gegaan.
Geleerd én leesbaar
Nog een goede ontwikkeling: het vak raakt beter georganiseerd. Toen een paar jaar geleden in Nederland de Raad voor de Neerlandistiek werd opgericht, zeiden mensen: dat is eerder gebeurd, maar toen leidde het tot niets. Inmiddels bestaat de Raad een paar jaar, mensen van alle afdelingen in Nederland werken met elkaar samen, en er zijn dingen bereikt: er zijn contacten met politiek en ambtenarij, er zijn de Neerlandistiekdagen. De Raad werkt samen met het Platform voor de Neerlandistiek in Vlaanderen, dat is ondergebracht bij de KANTL dat de afgelopen jaren ook zeer actief werd, bijvoorbeeld met de organisatie van een canon. De Raad werkt ook samen met Levende Talen Nederlands, de vakorganisatie voor docenten in het middelbaar onderwijs.
Er is goede hoop dat er in de komende jaren verbeteringen in dat middelbaar onderwijs en in het eindexamen kunnen worden doorgevoerd. Nederlands op school wordt hopelijk weer interessanter, pakkender, net als Nederlands op de universiteit. Ook buiten het onderwijs laten neerlandici meer zien van de schoonheid van hun vak: tijdens de lockdowns verschenen er webblogs en vooral podcasts, waarvan sommige ook in vrijere tijden hopelijk blijven bestaan. En de laatste jaren zijn er tal van geleerde én leesbare boeken verschenen. Iemand met voldoende brede interesse krijgt zeker een dag in de week gevuld met het bijhouden van het vak.
Het zijn voorzichtige tekenen, zeker, maar het zijn tekenen dat het langzaam weer vooruit gaat met het vak. Met mijn vak. Met het onze.
Laat een reactie achter