Augustusoverwegingen over ons vak (14)
Ik denk over de neerlandistiek, het wordt tijd om dat hier toe te geven, vrijwel exclusief vanuit het standpunt van de moedertaalspreker. Het lastigst te verdedigen is mijn stelling dat de neerlandistiek als functie heeft om ons te doen verwonderen over de lens waardoor we naar de wereld kijken en de manier waarop we over de wereld praten mogelijk voor het geval van het onderwijs aan anderstaligen die Nederlands willen leren, binnen of buiten het taalgebied. Op zijn minst dáár hebben we het toch over het eenvoudig leren van een verzameling technieken? Een taal leren is toch gewoon een verzameling technieken leren? Je aanpassen aan hoe anderen het nu eenmaal zeggen?
Het onderwijs aan anderstaligen wordt zelfs wel gebruikt als argument voor strenge taalnormen. Hoe moeten die arme vreemdelingen ooit onze taal leren als iedere moedertaalspreker zingt op een andere manier?
Whassup
Het is onmiskenbaar waar dat een taal zonder sprekers het eenvoudigst te leren is: het gebrek aan stabiliteit, aan welomschreven regels, aan onduidelijkheid over in welke omstandigheden je nu wat moet zeggen maken het leren van een vreemde taal niet gemakkelijk. Het is ook waar dat er taalculturen zijn met een veel strakkere norm dan de Nederlandse: de Franse bijvoorbeeld. Het is ook waar dat zelfs het leren van standaard-Frans alleen nuttig is als je in heel formele omstandigheden met Fransen wil praten. En het is waar dat juist de lossere omgang met de normen in de angelsaksische taalcultuur het Engels ver hebben gebracht.
In plaats van moedertaalsprekers aan te sporen om allemaal hetzelfde te gaan praten, is het beter om je onderwijs zo in te richten dat leerlingen iets begrijpen van de gelaagdheid van de taal die ze leren. Natuurlijk is het in de allereerste les nog “Goedemorgen, Marie” en “Hoe gaat het met jou?” wat de klok slaat, maar iemand die ergens terecht komt waar ze Nederlands spreken, wil ook weten van “Morgen, Marie” en mogelijk zelfs van “Whassup”.
Gewoel
Dat die leerlingen daar zelf andere ideeën over hebben, en wél om strakke normen vragen, betekent niet dat zij gelijk hebben. Andere culturen hebben soms nog veel dogmatischere ideeën over ‘goed’ en ‘fout’ in taal, maar zulk dogmatisme heeft nog nooit iemand ergens gebracht. Ook om een taal succesvol te leren als vreemde taal, is het handig als je een beetje begrijpt wat dat eigenlijk behelst: een taal leren.
Of literatuur een belangrijke rol speelt bij inburgering of bij kennismaking met de Nederlandse samenleving. Het zou volgens mij goed zijn als er mooie literatuurgeschiedenis en bloemlezing komt voor wat gevorderde en meer geïnteresseerde leerlingen die niet per se aan een universiteit. Een leesbaar overzicht van Hebban olla uogala tot Mijn lieve gunsteling dat veel zelfstandig te lezen fragmenten geeft en er niet vanuit gaat dat je al allerlei achtergrondkennis hebt.
Wat mij betreft zou dat in minstens twee talen kunnen, het Nederlands en het Engels, en misschien andere talen ook. Het zou een standaardcadeautje kunnen zijn van Nederlandse en Belgische ambassades en ministers en andere overheidsvertegenwoordigers op reis. Het zou de nadruk kunnen leggen op de bijzondere manier waarop auteurs uit ons taalgebied de wereld bezien – als ik hem zelf zou samenstellen zou ik de sterk satirische lijn die loopt van de Reinaert via Erasmus, Justus van Effen en Multatuli naar de moderne tijd eruit lichten, want satire is natuurlijk bij uitstek de humor van degene die net een stapje buiten de wereld zet en het gewoel van daaruit beziet.
Laat een reactie achter