De bijlen roesten
Opgegroeid onder de zon
en scheefgegroeid onder de strelingen
van de naijverige winden
bootst de mens een boom na
en staat, knoestig en stoer,
op een woest veld.
elk alleen in zijn wanordelijk moeras:
de vrouwen met een masker van bloesem,
de mannen met een nauwelijks uitwaaiende
vlag van gekartelde bladeren,
en zo de kinderen straks
de nu nog zoet ruikende struiken.
opgegroeid onder de wolken,
eenzaam in oorlog met de sterren.
geen vogel slijpt zijn stem hier nog
aan het hout van hun schouders;
nooit neemt een hommel gonzend
de durende melodie
van de wind en het verre onweer
uit hun oren.
terwijl zij scheef en stoer opgroeien
is daar een onophoudelijk luisteren
naar het slikkende water en het eigen ruisen
hun bezigheid,
en knoestig staan, geen volk,
geen bos, noch hier beneden,
noch op de hoogten aan de einder.
onder het doorzakkend dak van de schuren
roesten de bijlen.
er is geen voetstap en geen vleugelslag.
Jan G. Elburg (1919-1992)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter