Niets snelder als de tijd,
Die onherhaallijk slijt
En zachtjens hene glijdt

Op het uurwerk
Elk slagje dat het onrust slaat
Knipt iets af van mijn levensdraad:
Elk is een stap als na het graf:
Zo kort mijn tijdelijk leven af,
En spoedt zich na de eeuwigheid.
Dies wenst mijn ziel, wanneer zij scheidt
Van ’t lijf, dat z’ eeuwig leven mag,
Daar duizend jaar is als een dag;
Daar tijd, noch uur, noch zon, noch maan,
Nooit op, noch onder zullen gaan.
Jan Huygen
uit: Stichtelijke rijmen op verscheyden stoffen (1735)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter