Negende kusje
Wil mij niet altijd vochte kusjes schenken,
En paar niet steeds uw lach met vleiend fluist’ren,
Zink ook niet telkens smachtend neder
Met uwe armen omstrengelend mijn hals.
Voor ’t zoetst genot bestaan ook zeekre grenzen;
En wat het meest ons harte kan bekoren,
Brengt dan ook droeven afkeer mede
Zoo to nabij die grenzen zijn bereikt.
Zal ik niet meer dan negen kusjes vragen,
Zoo geef me twee, en zeven zult ge weig’ren,
Geen mag dan zacht of vurig wezen,
Als haar strijdhaften broeder schenkt Diaan
De kuische, — zóó als ’n dochter onbevangen
In hare onschuld schenken zou haar vader ;
Wil dan met vlugge schreden, dart’le,
Ver weg u snel onttrekken aan mijn blik,
Om weg te schuilen in het verste hoekje,
Om u to Bergen op het duisterst plekje:
Ik zal u volgen op dat plekje,
U verschalken in dien duisteren hoek.
Janus Secundus
uit: Het boek der kusjes
Vertaling uit het Latijn: J.H. Scheltema
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter