Augustusoverwegingen over ons vak (13)
Het is logisch om vandaag, na het primair en secundair onderwijs, ook aandacht te besteden aan het hoger onderwijs. Ik heb alleen in de twaalf afleveringen die achter ons liggen al het een en ander over de universitaire studie gezegd en ik moet tot mijn schande toegeven dat ik het minst van al zicht heb op de lerarenopleidingen op de hogescholen, en zo mogelijk nóg minder op andere hbo-opleidingen waar Nederlands wordt gedoceerd, zoals tolkenopleidingen.
Deze plaats in de reeks wil ik daarom inruimen voor een net wat ander aspect van het hoger onderwijs: het belang van de neerlandistiek voor de het hele hoger onderwijs. In een inspirerend boekje pleitte de wetenschapshistoricus Floris Cohen er onlangs voor om ons vak een centrale plaats te geven op iedere universiteit. Alle studenten van iedere universiteit – Cohen beperkt zich tot Nederland, maar ik neem aan dat hij hetzelfde voor Vlaanderen zou bepleiten –zouden een algemeen vormend deel moeten volgen, en vakken over de taal en de literatuur van het land waar de universiteit gevestigd is zouden daar een belangrijk aspect van zijn.
Kritischer publiek
Die plannen vereisen een complete herstructurering van de universiteit en wel in een geheel andere richting dan waarin die universiteit zich beweegt – naar meer intellectuele bagage en minder exclusieve aandacht voor vooral beroepsgerichte specialisatie. Maar het is goed om een ideaal voor ogen te hebben, en kleine stapjes in die richting kunnen natuurlijk altijd gezet worden.
Ik denk dat echt geen enkele hogere opleiding volledig is zonder aandacht voor taal en letteren. Zelfs als je hogere opleidingen (inclusief, wat mij betreft het mbo) inderdaad ziet als pure beroepsopleidingen geldt dat er eigenlijk geen beroepen meer zijn die een hogere opleiding vereisen en waarin communicatie niet belangrijk is. Zich een levenlang opsluiten in een laboratorium is allang niet meer mogelijk: er moeten aanvragen en artikelen geschreven worden, het belang van de wetenschap moet worden uitgelegd aan een steeds kritischer publiek.
Gerechtvaardiger
Ik denk dat geen enkele vorm van het onderwijs – ook niet het beroepsonderwijs – alleen een beroepsonderwijs is of moet zijn in de zin van een verzameling aan te leren technieken voor willekeurig beroep. Er is altijd een aspect van vorming, alleen al doordat er in eerdere stadia van het onderwijs minder aandacht is voor die algemene vorming. Wil een samenleving niet uit elkaar vallen, dan is er een gemeenschappelijke basis nodig.
Dit is dan natuurlijk ook de plaats in deze reeks om even na te denken over de relatie tot het Engels. Mijn overtuiging is dat het noodzakelijk is om een taalbeleid te hebben dat het Nederlands naast het Engels zet, en er niet tegenover. Een strijd met een wereldwijde gigant als het Engels gaat het Nederlands uiteindelijk altijd verliezen, en zo’n strijd is ook niet nodig. Uit allerlei onderzoek blijkt dat mensen en samenlevingen best meerdere talen tegelijk aankunnen en dat strikte eentaligheid juist in de geschiedenis en geografisch een uitzondering is. Het Nederlands heeft dan ook weinig te vrezen van het Engels; een veel gerechtvaardiger vrees is die voor de kennis van andere ‘vreemde’ of ‘inheemse’ talen in het Nederlandse taalgebied.
Internationale cultuur
Persoonlijk zie ik dan ook weinig gevaar in de verengelsing van het hoger onderwijs. Het kan doorslaan, in de zin dat er veel opleidingen zijn die uiteindelijk vooral Nederlandse studenten opleiden voor wie het vooral handig zal zijn zich in het Nederlands op te leiden, en het soort neoliberale internationalisering dat we her en der hebben gezien, waarbij grote stromen studenten die vooral naar Tilburg of Enschedé trekken omdat ze daar betrekkelijk goedkoop een goede Engelstalige opleiding kunnen krijgen en die weinig bijdragen aan de Nederlandse, Tilburgse of Twentse samenleving.
Ik zou Cohens voorstel daarom willen uitbreiden en stellen dat de neerlandistiek het Nederlands natuurlijk ook gaat over het Nederlands in de wereld en de wereld in Nederland, en daarom gaandeweg óók gaat over de plaats van het Engels in deze samenleving. Dat in het hoger onderwijs iedereen op een zeker niveau zowel Nederlands als Engels leert, en kennis neemt van de Nederlandse cultuur én van de geschiedenis van de internationale cultuur van de wetenschap.
Daarbij kan ik me ook voorstellen dat er cursussen over de Nederlandse cultuur, en de Nederlandse literatuur, georganiseerd worden in het Engels. Sinds een wat misleidende tv-reportage is het een gemeenplaats geworden dat op de universiteiten de Reinaert in het Engels gegeven worden. Ik zou zeggen: was het maar waar.
Laat een reactie achter