Dat de donderdag overleden schrijver K. Schippers (1936-2021) ons met nieuwe ogen naar de vertrouwde werkelijkheid liet kijken blijft in geen enkele necrologie onvermeld. Nu is het natuurlijk het lot van de avant-gardist dat zijn experimenten zelf na verloop van jaren zo vertrouwd worden dat we niet meer zien wat zij ons wilden laten zien. De ‘ready-mades’ uit de jaren zestig zijn zelf canoniek geworden. Niets aan te doen. Maar K. Schippers bleef de grootmeester van de vriendelijke ontregeling en de vrolijke verwondering.
Een van zijn mooiste beschouwingen (hij was een groot beschouwer van alles: kunstwerken, teksten, mensen) vind ik die over de in 1990 overleden dichter Hans Faverey, te vinden in Schippers’ voorlaatste boek, Andermans wegen (2020). Faverey geniet de reputatie een zeer moeilijke dichter te zijn, een constructeur van hermetische verzen die zich alleen laten ontraadselen door met veel inspanning en concentratie alle verborgen allusies op andere teksten en beelden thuis te brengen. Zelf vond hij het wel meevallen (“is een koe dan niet moeilijk”).
Schippers haalt een paar herinneringen op aan Hans Faverey en dan blijkt dat alles toch weer wat anders gekleurd is. Faverey stapt uit de tram op het Roelof Hartplein, in het najaar van zijn voorlaatste jaar en al ongeneeslijk ziek. “Een rijzige figuur, niet te deftig, iemand die geniet van zijn lengte”. Schippers ontlokt hem de opmerking dat hij het blijspel de mooiste vorm vindt. Het afscheid moet hoe dan ook worden uitgesteld, bijvoorbeeld op een terras. Het gesprek is “hoogsternstig over het allerlichtste”, er is gelukkig nog een feestje in de stad. Heel mooi tekent Schippers het karakter van Faverey, door heel goed te kijken en door sommige verzen te lezen van deze al enigszins tanige, eigenzinnige man.
Ik herlees Favereys gedichten, die nu kleuren naar wat Schippers er in enkele woorden over noteerde:
In zijn gedichten is een hoofdpersoon aan het woord die een redenering opzet. Hij ontkent die, is onmiddellijk bereid tot een nieuwe gedachte, die even wordt gevolgd, om ten slotte meestal ook weer te worden opgeheven. Koorddansen op regels, eerder ‘deadpan’ Buster Keaton dan Gerrit Kouwenaar.
Het kleine portret van de bevriende dichter, wandelend in de schaduw van zijn aanstaande ondergang, maar “ongewijzigd voor iedereen levert hij zich uit aan de kleinste voorvallen”. Het maakt een dikke biografie al zowat overbodig.
Vandaag herlees ik werk van K. Schippers, langzaam en met bewegende ogen, die telkens iets anders zien.
Laat een reactie achter