De schrijfster Astrid H Roemer staat vanwege twee opmerkelijke zaken in de aandacht. Door de Nederlandse Taalunie is ze voorgedragen voor de belangrijkste Prijs voor Nederlandstalige literatuur, die door een gecombineerde Nederlands-Belgische jury is toegekend.
Jarenlang is geprobeerd een Surinaamse bijdrage op te nemen in de nominatie, maar dat is niet gelukt omdat de jury niet bekend was met het werk van bijvoorbeeld een Slory of een Shrinivási. Na de toekenning van de PC Hooftprijs in 2016 konden de literatuurkenners niet langer om het oeuvre van Roemer heen. Ik wandel al lang met Astrid Roemer, sinds de uitgave van Neem mij terug Suriname (1973) waarin ze de worsteling van Surinamers in het nieuwe vaderland beschreef. Mijn reis ging juist andersom, naar Suriname, met een zwarte man die Suriname weer terugnam.
Door de uitspraken over de decembermoorden is het Surinaamse veld wederom verdeeld. Hij zou geen moordenaar moeten heten. Voor mij was het zo vanzelfsprekend dat hij wél een moordenaar is, dat ik niet viel over de in Den Haag protesterende Surinamers met het bord ‘Bouterse moordenaar’ in het nieuwe concept van het geschiedenisboekje voor 6 GLO, dat in 2010 vanwege deze leus werd afgekeurd. Moraalridders – hier in de betekenis van zedenmeesters, vooral aan de andere kant van de oceaan – beargumenteren waarom Roemer de prijs der Nederlandse Letteren niet zou moeten krijgen (ze heeft hem overigens al) en dat de koning van België deze in oktober niet moet uitreiken.
Niet in lijn
De huidige uitspraken van Roemer zijn niet in lijn met hoe ze geweld in haar verdere oeuvre inkadert. In een stuk over seksueel geweld spreekt ze over handelingen van mannen waar de samenleving van huivert. Zelf koos ze voor veilige opties en greep niet in. Maar ze beseft dat geweldgevallen niet toevallig gebeuren, en zich zullen herhalen. Haar morele oordeel toont zich hier duidelijk: een niet veroordelen van geweld zal dit in stand houden. Wangedrag maakt veel stuk. In deze instanties had Roemer het over seksueel geweld van mannen tegenover vrouwen (hier). Als we deze misdaad vervangen door moord, is het morele kompas van Roemer helder. Het gaat dan ook niet om het veroordelen van de daad. Maar het specifiek veroordelen van een persoon voor de gepleegde delicten. De ooggetuigenverslagen zijn duidelijk, daarnaast is de verantwoordelijkheid van de legerleider en baas onomstreden. De 15 mannen zijn vrijwel gelijktijdig opgepakt, geïnterneerd en vermoord in Fort Zeelandia. Daar was een plan. De moorden zijn gepleegd. De corpus delicti zijn er. Er moet een schuldige aangewezen worden.
Denken dat iemand niet liegt is naïef. Iedereen maakt gebruik van een ‘white lie’, een leugentje om bestwil. De ernst van deze leugens hebben zich als een infectie verspreid, een verscheuring van een samenleving, een grote, open, etterende wond. Iedereen staat erbij en kijkt ernaar. Pogingen tot heling zijn gedaan door vele partijen. Radicaal kon dat alleen vanuit de andere kant van de oceaan. Hier in Suriname wordt een criticus bedreigt, met een kogelbrief, traangas of de dood. De koning heeft vazallen, maar zelfs een scherprechter kan genoeg krijgen van zijn meedogenloze taak, en met de stille trom uit de kolonie vertrekken.
Iedereen schuld
In haar magistrale trilogie heeft Roemer betoogd dat iedereen schuld draagt. Daar schrikken we van, en verzetten ons daartegen, want wie wil er nou schuldig zijn? Zeker niet aan moord. Dan vraag ik aan u, de lezer van deze tekst: ‘Wat hebt u gedaan in al die jaren, en waarom hebt u zo gehandeld?’ Vanwege een moreel oordeel, of vanwege politiek of financieel gewin? Het voordeel voor familie en vrienden? Exemplarisch wordt aangetoond waar Suriname onder lijdt: het recht en competenties moeten wijken voor eigenbelang.
Bij het zogenoemde Stockholmsyndroom krijgt een slachtoffer sympathie voor de dader, wat deze doet wordt goedgepraat. Ons land is jarenlang in gijzeling gehouden en er is een desastreus beleid via de DNA gelegitimeerd. Het schisma is daar nog dagelijks voelbaar, het trauma werkt verlammend op de schuldvraag en rationele dialoog, en vervolgens op het opereren van de samenleving. Velen zijn van de moordenaar gaan houden. Het beeld van de zwarte Christus doemt op, omhangen met martelaarschap. Zeker in een postkoloniaal kader en na traumatische gevolgen van een lange periode van slavernij, waarin de zwarte man is kleingemaakt. Het volk wijst de boosdoener aan, vergemakkelijkt door ongrijpbaarheid. En de gevolgen van een dergelijk besluit zijn een last voor het hele land. Het volk kan oordelen, maar veroordelen doet de rechter.
Hoogste goed
Een reactie op een aanval is vaak een tegenaanval. Iedereen springt bovenop Roemer vanwege haar vrije meningsuiting, onder wie mensen die dit hoogste goed propageren. Het beeld doemt op van een oude, in de hoek gedreven kat die redeloos om zich heen klauwt. Door angst, door pijn, door eenzaamheid. We kunnen op deze kat inbeuken en ze zal blijven spartelen totdat ze uitgeput of dood erbij neervalt. En alle geest eruit is geslagen. Of we kunnen haar met sussende woorden en wat melk tot bedaren brengen. En haar vervolgens over het kopje strijken. Totdat ze weer spint. Waar kiezen we voor? Waar willen we deze keer schuldig aan zijn?
Advocaat Spong zegt: het is alsof je een NSB-er vlak na de oorlog een prijs uitreikt. Alleen iemand die het werk van Roemer niet kent, maakt een dergelijke opmerking. Zij schrijft haar eigen verhaal van een verscheurde vrouw die nog rouwt om het smartelijke verlies van haar geliefde moeder, in een verscheurd Paramaribo. Er is veel gelogen tegen Roemer, tijdens haar leven en de gevolgde pijn is voelbaar in haar werk. Waarom zou ze dan geen empathie tonen voor de slachtoffers of hun achterblijvers? Prijzen worden uitgereikt voor prestaties. Binnen de literatuur scheiden we het werk van de auteur. Een advocaat kan zijn werk op magistrale wijze uitvoeren, al kunnen we aan zijn morele kompas twijfelen wanneer hij een zware misdadiger verdedigt. De architect van een bouwwerk staat voor zijn werk, en de tijd zal dat niet uit kunnen wissen, pas als het instort. Daarvan is hier geen sprake. Het literaire werk van Roemer kan elke toets van kritiek doorstaan en behoort tot het beste wat uit Suriname is voortgekomen.
Drs Hilde Neus is docent literatuur en hoofdredacteur van de Literaire Pagina van de Ware Tijd
Dit stuk verscheen eerder op Caraïbisch Uitzicht.
Ronald V. zegt
Ik citeer: de corpus delicti zijn er. Meervoud van “corpus” is echter “corpora”. Maar misschien kniesoor ik en is de zegswijze “de corpus delicti zijn er” ingeburgerd juridisch jargon.
De kwestie Bouterse gaat niet alleen mensen met een Surinaamse connectie aan maar eigenlijk iedereen die geïnteresseerd is in, eenvoudig gezegd, beschaving versus barbarij. En hiermee heb ik op impliciete wijze mijn standpunt inzake Bouterse geventileerd.
Als een schrijver al met al een interessant oeuvre bij elkaar heeft geschreven, dan verdient die een prijs, ook al heeft die enkele visies die geenszins de mijne zijn. Van mij had Céline de Nobelprijs voor Literatuur mogen krijgen hoewel ik gruw van sommige ideetjes van die man.
Wel denk ik dat culturele prijzen niet uitgereikt dienen te worden door politici en aan de staatsmacht gelieerde personen. Culturele prijzen dienen uitgereikt te worden door de juries, die mijns inziens geen politicus als voorzitter dienen te hebben. Scheiding der machten.
Karin Koster zegt
Eens.
Maar als we toch aan het kniesoren zijn: het meervoud van jury is jury’s en toch echt niet juries.
Karin K
C.W. Schoneveld zegt
Nog erger dan het onzinnige “corpus delicti” is “plaats delict” waarmee bedoeld wordt “de delict plaats” of beter “de plaats van het delict” , natuurlijk afkomstig van “locus delicti”, en vertaald door lieden die dachten dat ze iets van het Latijn afwisten.