Van smartlap tot boerenpummelrock (8)
Deze tekst is het resultaat van de Olympiade van PlusNederlands, die dit jaar in aangepaste vorm doorging. Leerlingen konden individueel deelnemen aan een Onderzoekslab, waarbij ze onder begeleiding van een of meerdere onderzoekers van een Nederlandse of Vlaamse universiteit met een eigen project aan de slag gingen. Tom Withaar uit vwo 5 van het Praedinius Gymnasium in Groningen was een van de enthousiaste deelnemers. Samen met zijn begeleiders Kristel Doreleijers (Tilburg University/Meertens Instituut) en Jos Swanenberg (Tilburg University) verdiepte hij zich de afgelopen maanden in de motivaties voor artiesten om in dialect te zingen. In deze blogserie bespreekt hij de belangrijkste resultaten van zijn taalkundige verkenning. Vandaag in deel VIII de afsluiting van de serie.
We hebben in deze blogserie zes bands en artiesten besproken die in dialect zingen. Het valt op dat bepaalde kenmerken steeds weer terugkomen bij deze artiesten en dat sommige aspecten onderling ook sterk verschillen. Aan de hand van vier kenmerken heb ik deze overeenkomsten en verschillen op een rijtje gezet om een beter beeld te krijgen van het gebruik van dialect in popmuziek. Het (g)lokale imago komt telkens terug in drie lagen: de taalkeuze (dialect, Nederlands, Engels etc.), het genre (rock-‘n-roll, luisterlied, smartlap etc.) en het onderwerp (het platteland, trilplaten, gentrificatie etc.) van een nummer.
1. Glokalisatie
De eerste overeenkomst die ik wil uitlichten is glokalisatie. Alle zes de casestudy’s zijn typische voorbeelden van de vermenging van globale en lokale kenmerken. De meeste artiesten (Normaal, Gerard van Maasakkers, Ede Staal, Wat Aans! en Marlene Bakker) voegen hun lokale dialect toe aan een internationaal, globaal genre (bijvoorbeeld rock-‘n-roll, hiphop of de Franse chanson). Sophie Straat doet juist het tegenovergestelde: zij kiest een genre van eigen bodem en voegt daar een geëngageerde, globale boodschap aan toe. Het lokale element van dialect zie je ook vaak terug in de onderwerpen van dialectmuziek: de nummers gaan bijna allemaal over de plek waar de zanger(es) vandaan komt. Dit verschilt duidelijk met Engelse of Nederlandse liedjes, die minder onderwerpsgebonden zijn en waarin taal slechts functioneert als medium en niks aan de inhoud verandert.
2. De dialectopenbaring
Veel van de artiesten beschrijven het eerste moment waarop ze besloten dialectmuziek te gaan maken als een haast religieuze ervaring: de dialectopenbaring. Vaak schrijven dialectartiesten eerst liedjes in het Engels of in het Standaardnederlands en gaan ze daarna pas over op dialect; niemand begint te schrijven in zijn/haar streektaal. Artiesten beginnen vaak in dialect te zingen als ze het gevoel hebben dat ze vervreemd zijn geraakt van hun roots. Door in het dialect van hun geboorteplek te zingen keren artiesten terug naar hun oorsprong en voelt het alsof alles op zijn plek valt, alsof alles weer is zoals het hoort te zijn. Vaak gaat dit gepaard met een gevoel van automatisme (‘dat ging automatisch in het dialect’) en emotie (‘als ik boos of verdrietig ben, begin ik zomaar in het dialect te praten’).
3. Dialect van huis uit
Niet alle zangers krijgen hun dialect van huis uit mee. De leden van Normaal, Gerard van Maasakkers, Ede Staal en Wat Aans! wel, maar Marlene Bakker en Sophie Straat niet. Marlene Bakker en Sophie Straat beschrijven allebei dat ze hun dialect wel veel hoorden in hun jeugd en dat dialect voor hen dus niet onnatuurlijk voelt. Wel laat Marlene Bakker al haar teksten controleren. Het van huis uit meekrijgen van dialect is dus voor veel artiesten een aanleiding om in dialect te gaan zingen, maar het is geen noodzakelijke voorwaarde.
4. Betekenis van dialect
Dialect is bijna nooit een keuze die alleen draait om de taal waarin je zingt; het is breder dan dat. Een zanger krijgt er namelijk een bepaald imago door en de muziek een andere sfeer. Eigenlijk geeft alleen Gerard van Maasakkers aan dat hij voor dialect kiest, puur en alleen omdat dat zijn moedertaal is. De rest kiest allemaal voor dialect vanwege andere redenen. Sommige artiesten kiezen voor dialect om hun muziek stoer en grof te maken en om zichzelf een vergelijkbaar imago te geven (Normaal en Wat Aans!). Anderen zingen in streektaal om verstilde, melancholische luistermuziek te maken en om het imago van een nuchtere boer te krijgen (Ede Staal en Marlene Bakker). Dialect kan je muziek ook geloofwaardig maken, zoals het geval is bij Sophie Straat.
Zangers kiezen dus niet allemaal vanwege dezelfde redenen voor dialect. Wel heeft dialect een duidelijk effect op muziek, het heeft een duidelijke betekenis. Deze betekenis verschilt per artiest en is dus niet eenduidig. Juist deze grote verscheidenheid maakt dat dialectmuziek net zo veelzijdig is als de dialecten zelf.
Jos Houtsma zegt
Leuke stukken. Met veel plezier gelezen!