Augustusoverwegingen over ons vak (16)
In deze laatste volledige werkweek van augustus is het tijd voor een parade toepassingen van ons vak, of wat wel wordt genoemd valorisatie. Hoe maken we de samenleving nog meer beter dan iedereen op te leiden in beter begrip van het belangrijkste instrument van het mens-zijn, de taal?
Van dat betere begrip kan ik vandaag nog niet helemaal afscheid nemen, want een eerste valorisatieinstrument is natuurlijk wel degelijk het delen van informatie en inzichten, buiten het onderwijs: wetenschapscommunicatie, zoals dat wordt genoemd. In deze reeks over de neerlandistiek is het vandaag de tijd om iets te zeggen over Neerlandistiek.
Positioneren
Dit is hoe ik Neerlandistiek in de eerste plaats zie: als een clubblad, zij het van een inclusieve club: wie belangstelling heeft voor serieus onderzoek naar taal en letteren mag meedoen, een specifiek diploma Nederlandse taal en cultuur is niet vereist. Het zou me een lief ding als ons palet aan auteurs diverser was op allerlei vlakken – qua gender, qua etnische herkomst, qua taal- en cultuurpolitieke opvatting, qua opvatting van het vak en ga zo maar door –, want zoals hopelijk duidelijk is geworden uit de afleveringen tot nu toe staat of valt het vak in mijn ogen juist met diversiteit op allerlei vlak. Hoe meer lenzen, hoe beter we kunnen kijken.
Precies om die reden is de term wetenschapscommunicatie zoveel gelukkiger dan de wat oudere term popularisering. Het laatste suggereert dat er een vaststaande brok wetenschappelijke kennis is die je vereenvoudigt en aantrekkelijk voor ‘het bredere publiek’, waarna je het over de schutting gooit waarachter dat brede publiek geacht wordt zich te bevinden. Maar dat brede publiek heeft juist van alles terug te zeggen, wat waardevol is, zij het niet per definitie zo waardevol dat we onze kolommen opengooien voor iedereen die ook een grappige observatie heeft gedaan. Want een tijdschrift als Neerlandistiek moet je uiteindelijk op de een of andere manier positioneren, en onze positie zit ergens tussen Onze Taal en Tzum aan de ene kant en TNTL aan de andere.
Professional
Naar een continuum in wetenschapscommunicatie zou je moeten streven. Artikelen in wetenschappelijke tijdschriften zijn wetenschapscommunicatie, tweets van onderzoekers over hun vak zijn dat net zo goed. Zeker een divers vak als de neerlandistiek heeft denk ik behoefte aan een nieuwsvoorziening zodat mensen kennis kunnen nemen van wat er in andere takken van het vak gebeurt.
Ik hoorde dan ook onlangs tot mijn verbazing dat een groep studenten bij een niet nader te noemen onderzoeksmaster had geklaagd over een verplicht vakje wetenschapscommunicatie. Ze moesten immers al hun tijd besteden aan hun onderzoek, aan het schrijven van wetenschappelijke artikelen en hadden geen tijd voor zulke flauwekul. Maar geen enkele wetenschap kan bestaan zonder zulke flauwekul. Je kunt je afvragen of iedere onderzoeker per se blogposts moet kunnen schrijven of video’s opnemen, en niemand is interessanter dan het hyperspecialistische genie, maar het lijkt me wel nuttig dat iedere onderzoeker er weleens aan geproefd heeft en zeker dat wordt duidelijk gemaakt dat dedain over dat deel van het werk uit den boze is. Iemand die denkt dat een onderzoeker enkel en alleen een professional is die alleen verantwoordelijk is voor een zo lang mogelijke publicatielijst, is een obstakel voor de wetenschap.
Menskracht
Want dat vind ik óók een belangrijk onderdeel van de wetenschapscommunicatie: het is een van de laatste havens van intellectueel leven binnen de wetenschap. Mensen die hun specialisme zien als een beroep en daar vreselijk goed in zijn, die de laatste methodologische snufjes kennen en precies weten wat voor projecten andere onderzoekers ondernemen, maar die nooit bezig zijn met het grotere plaatje – wat zouden alle mensen over hun vak moeten weten, hoe draagt dat vak eigenlijk bij aan het grotere bouwwerk van menselijke kennis –, dat zijn geen intellectuelen. Maar een wetenschap waarin er alleen van dat soort specialisten zijn, loopt uiteindelijk dood, omdat het uiteindelijk alleen een spel is van specialisten onderling. Dat betekent niet alleen dat geldstromen minder gemakkelijk loskomen, maar eigenlijk ook dat het moeilijker wordt om nieuwe ideeën en nieuwe inzichten binnen te krijgen. Het maakt het lastiger om je lens echt te verruimen.
Ik ben inmiddels iets meer dan 25 jaar betrokken bij dit tijdschrift, waarvan bijna 10 jaar vrijwel dagelijks. Ik wil niet zeggen dat we zelfs maar in de buurt komen van het ideaal dat ik voor ogen heb. We proberen Neerlandistiek de komende tijd op een aantal manieren breder en diverser te maken, maar het grootste probleem dat ik op dit moment ervaar is dat er weinig equivalenten zijn in andere vakken. Het mooist zou eigenlijk zijn als we konden opgaan in een groter portaal Humaniora.nl, maar het valt buiten de momenteel beschikbare menskracht om dat te beginnen.
Weia Reinboud zegt
‘het belangrijkste instrument van het mens-zijn, de taal’, hmm, dat ‘ste’ zou ik als bèta toch weglaten. We modelleren de hele dag de wereld om ons heen in grotere en kleinere brokjes en dat gebeurt volop met logische schema’s, plaatjes, kaarten, grafieken enzovoort, en o ja, ook nog wat taal 😉
Jos Houtsma zegt
Humaniora.nl is een geweldig idee!
Robbert-Jan Henkes zegt
Misschien is het ook goed om de VERtaalwetenschap en -praktijk te betrekken. Daar wordt ook menig hoofd gebroken over het Nederlands, leert enig grasduinen op de Filter website (www.tijdschrift-filter.nl), de webcolumn aldaar en het digitale tijdschriftarchief; en op (schaamteloze zelfplug) mijn eigen vandaagsvertaalprobleem.blogspot.com. Ik zou bv graag willen weten in hoeverre vertaald literair Nederlands (‘vertaliaans’) nu echt verschilt van eigengepend Nederlands; en wat de invloed van googletranslate is op het Nederlands…
Doorplaatsen van stukken op sites van algemenere aard, wat je al doet, Marc, op sargasso, is ook heel goed.
s.wijnja zegt
DeepL is iets meer dat Google