Gisteren was het precies 100 jaar geleden dat Willem Frederik Hermans werd geboren. Dat is niet onopgemerkt gebleven. Er verschijnen boeken en artikelen over hem. De media hebben er al de nodige aandacht aan besteed. Dinsdag werd in de Nieuwe Kerk ter ere van deze verjaardag een gedenksteen onthuld. Ik was uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn, maar door enig fysiek ongemak moest ik helaas verstek laten gaan. Aan alles wat er over Hermans gezegd en geschreven is, voeg ik graag een paar herinneringen toe. Daaruit blijkt eens te meer dat hij niet alleen een groot schrijver, maar ook een complexe persoonlijkheid was, met licht- en schaduwzijden.
In mijn schooltijd raakte ik, zoals zovelen, diep onder de indruk van De donkere kamer van Damocles. Dat deze roman zich voor een deel in mijn geboortestad Leiden en het nabijgelegen Voorschoten afspeelt, droeg daar zeker toe bij. Als student las ik ook de andere boeken: De tranen der acacia’s vond ik een hoogtepunt. Het boek is mij nog altijd dierbaar. Een paar persoonlijke ontmoetingen heb ik te danken aan mijn vriend Raymond J. Benders, die in nauw contact stond met de schrijver. Ik vroeg hem ooit of hij wist welke Duitse badplaats Hermans voor ogen had gehad toen hij die indrukwekkende novelle Het behouden huis schreef. Hij vroeg het aan de auteur en het antwoord luidde, meen ik: Bad Dürkheim. Raymond Benders speelde later bij de totstandkoming van het Willem Frederik Hermans Instituut en de uitgave van het verzameld werk een cruciale rol, zoals ook bij de realisatie van de gedenksteen.
In 1983 werd Hermans uitgenodigd om een lezing te houden op kasteel Nijenrode, in het kader van de Zomercursus Nederlands, waarbij Raymond en ik docent waren. Op 31 juli van dat jaar kon ik in Breukelen met de auteur kennismaken. Het was een zomeravond, en de ontmoeting vond plaats in de tuin van de familie Benders, aan de Vecht. Tot mijn verbazing bleek Hermans precies te weten wie ik was. Hij knipte zelfs mijn artikelen, die toen in NRC Handelsblad verschenen, uit de krant. Vooral dat over de begraafplaats in de botanische tuin van Buitenzorg (nu Bogor), had hem aangesproken, zei hij. Vervolgens haalde hij een exemplaar van zijn Mandarijnen op zwavelzuur tevoorschijn, en schreef voorin: ‘Voor Peter van Zonneveld, ter gelegenheid van onze kennismaking. Breukelen 31 juli 1983.’ Ik sprak daar niet alleen met hem, maar ook met mevrouw Emmy Hermans, die ik buitengewoon sympathiek vond. Het was een mooie avond.
Op de achterzijde zijn boek staat, zoals bekend, een stemmige foto: ‘doctor hermans, in het huis van doctor johnson, te londen.’ Die foto was mij al zeer vertrouwd. Op 5 oktober 1971 had ik samen met Boudewijn Büch dat huis van Dr. Johnson bezocht. Toen herinnerde ik mij die foto, en maakte een vergelijkbaar portret van Boudewijn.
De volgende dag, 1 augustus 1983 dus, hield Hermans zijn lezing op het kasteel, onder de titel ‘Waarom schrijven?’ Het was een boeiend betoog, en na afloop dronken we nog een glaasje in de bar. Toen kreeg ik opeens een andere Hermans te zien. Ik zat aan een tafeltje met hem en Paul Vincent, verbonden aan het University College London. Die had werk van Hermans vertaald voor het blad Dutch Crossing‘ Nu kreeg hij opeens de volle laag. Hermans schold hem uit voor alles wat lelijk was. Waarom? Niet omdat de kwaliteit van de vertaling hem niet beviel – daar ging het niet over – maar omdat de oplage van dat blad in Hermans’ ogen veel te klein was. Het was een ontluisterende ervaring. Ik schaamde mij voor Paul dat ik daarbij aanwezig moest zijn en vond dit alles buitengewoon ongepast. Dat was dus zo’n schaduwzijde.
In diezelfde tijd ontmoette ik Hermans nog een keer, ook bij Raymond in Breukelen. Silvia Willink had een bronzen kop van hem gemaakt, en die werd nu, in beider aanwezigheid, onthuld. Het was merkwaardig om de auteur hier in levende lijve rond de tafel te zien lopen, waar dat prachtige beeld op stond.
Op 4 november 2005 werd in de Nieuwe Kerk het eerste exemplaar van het verzamelde werk gepresenteerd, In de toespraken nam de betekenis van de in 1995 overleden schrijver bijna kosmische proporties aan. Het was een verademing om daar vervolgens van zijn zoon Ruprecht, die ik ook al eerder had ontmoet, een heel andere geluid te mogen vernemen: over een vader die niet beschikbaar was en die je niet mocht storen, omdat hij altijd aan het werk was. Down to earth, dus.
Volgend jaar verschijnt het 24e en laatste deel van het verzameld werk. Een blijvend monument voor een van de grootste schrijvers die Nederland in de twintigste eeuw heeft voorgebracht. Net als die steen in de Nieuwe Kerk, naast die van Hella S. Haasse.
Laat een reactie achter