De moeder
Mijn hond heeft, hijgend in de nacht,
haar eerste nest gekregen:
ik zie rondom de moedervacht
een glinsterend bewegen.
En feilloos doet ze alle werk
dat niemand haar heeft aangeleerd.
De dag breekt aan,
ik wik en weeg.
Het lot was tegen hen gekeerd,
en toen de moeder aarzelend
het nest een ogenblik verliet,
nam ik een zak,
een jute zak
en dacht: “Wat blind is ziet mij niet.”
Zij zag mij wel
naar ’t water gaan
en keek mij zo verwonderd aan.
Mijn vrouw heeft, hijgend in de nacht,
ons eerste kind gekregen;
de hond ligt bij de wieg op wacht
en luistert naar ’t nieuw bewegen.
O nee, ze doet het kind geen kwaad,
ze ligt daar alle dagen,
maar gromde toen de vader voor
het eerst zijn kind wou dragen.
J.M.W. Scheltema (1921-1947)
uit: Chansons, gedichten en studentenliederen (1948)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter