Herfstlied
Trompet, de geweldige
Stoot van de zomer is uitgeblazen. Hij zet
U achteloos van de lippen, u de enig geldige,
U de enig krachtige in dit orkest van klachten,
Hij sluipt weg in de nacht.
En wat ons rest
Nu gij ons zijt ontnomen?
Ach de kleine strijkers van verlangen,
Ach de kleine pijpers van onthulling,
Ach de cello’s van de tranenzware dromen.
Alfred Kossmann (1922-1998)
uit: De bosheks (1951)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter