Iederen nacht die stem van herwaartover,
Als een beginnend eind, het zeegeruisch.
Al wat ik ben geweest, gaat daarin over,
Het roept mij weg van hier maar niet naar huis.
Geruisch als van een eeuwig ritslend loover,
Elke andre lokstem wordt een leeg gesuis,
En wat ik wenschte een loos voorgetoover.
Het zeeruim golft reeds door mijn nauwe kluis.
Al wat ik heb begeerd in het verleden,
Alles waaraan ik vasthield zonder reden
Laat los en stroomt in deze ruimte mee.
En niets van het benauwde en afgejachte
Blijft er meer over nu het lang verwachte
Ruischen zoo na is van de eeuw’ge zee.
Antonie Donker (1902-1965)
uit: Tralievenster (1945)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter