‘Er is een toestand waarin men niet weet of men waakt of slaapt.’ Zo begint het verhaal Juffrouw Harlekijn.
In reactie op mijn stukje schreef Rob Delvigne dat in het nummer van Mandril waarin Vaders en toverballen staat nog een verhaal van Mulisch te vinden is, getiteld Juffrouw Harlekijn. Ook dit korte verhaal werd nimmer opgenomen in een boek van Mulisch. Bovendien werd het nooit vermeld in een bibliografie van Mulisch.
In Juffrouw Harlekijn schrikt mevrouw Philips wakker van de voordeurbel. Ze gaat uit bed, loopt naar de voordeur en doet open. Voor haar staat een man die zegt een woning te zoeken. Er ontstaat een kort gesprek. Bij het afscheid noemt de man haar Juffrouw Harlekijn. In bed gaat zij twijfelen of het een droom is geweest of dat de ontmoeting met de man werkelijk heeft plaatsgevonden. Ook voor de gebeurtenissen erna geldt dat het voor mevrouw Philips noch voor de lezer duidelijk is of zij ze droomt of meemaakt.
Het verhaal doet daarmee denken aan de episodes van troost en liederlijkheid uit het leven van de heer Tiennoppen in Het mirakel. Dat de verhalen over de heer Tiennoppen werden geschreven tussen 1952 en 1954 en Juffrouw Harlekijn verscheen in het januarinummer 1952 van Mandril zal niet toevallig zijn.
Van Het Mirakel, waarvan de eerste druk in 1955 verscheen, werd vorig jaar ter gelegenheid van Mulisch’ tiende sterfdag een herdruk gepubliceerd met een toelichting van Marita Mathijsen en een Tiennoppen-verhaal dat niet eerder in de bundel werd opgenomen, getiteld Nadering.
Laat een reactie achter