Soms klinkt er in de dagelijkse stroom wetenschappelijke literatuur die je als moderne onderzoeker moet verwerken ineens een menselijke stem. Iemand die zich niet alleen maar verbergt achter de inleiding, methode, resultaten en discussie, maar die iets zegt over wat het betekent om mens te zijn.
Het artikel Embodiment is not the answer van de Birminghamse emeritus-hoogleraar Wolfgang Teubert is er een voorbeeld van. Ogenschijnlijk gaat het over een detail – hoe interpreteren we een bepaalde passage in The Catcher in the Rye? – maar in wezen gaat het stuk over de vraag wat het betekent om mens te zijn.
Hier is de passage.
“What did Dr. Thurmer say to you, boy? I understand you had quite a little chat”. “Yes, we did. We really did. I was in his office for around two hours, I guess”. “What’d he say to you?” “Oh… well, about Life being a game and all. And how you should play it according to the rules. He was pretty nice about it. I mean he didn’t hit the ceiling or anything. He just kept talking about Life being a game and all. You know”. “Life is a game, boy. Life is a game that one plays according to the rules”. “Yes, sir. I know it is. I know it”. Game, my ass. Some game. If you get on the side where all the hot-shots are, then it’s a game, all right–I’ll admit that. But if you get on the other side, where there aren’t any hot-shots, then what’s a game about it? Nothing. No game.
Elektrografie
Holden Caulfield, de hoofdpersoon van The Catcher , stoort zich aan de door zijn geschiedenisleraar dr. Thurmer voortdurend naar voren gebrachte bewering dat het leven een spel is dat volgens vaste regels gespeeld moet worden. De vraag is nu vooral, wat betekent eigenlijk die beeldspraak, het leven is een spel, ‘life is a game’.
Er zijn ruwweg twee scholen over de vraag waar de betekenis van beeldspraak vandaan komt, zegt Teubert. De eerste zegt: die betekenis zit vooral in de mens zelf, de lezer, de schrijver. In zijn modernste incarnatie (haha) zegt die school: cognitie zit in het lichaam, ze is embodied. Metaforen zijn in wezen altijd geworteld in het menselijk lichaam. In ons lichaam ingebakken zit als het ware de oermetafoor dat ‘laag’ gelijk staat aan ‘slecht’ en ‘hoog’ als ‘goed’, en dat betekent dat we ‘hij is diep gevallen’ en ‘in iemands achting stijgen’ op een bepaalde manier aanvoelen.
De andere school zegt: betekenis komt uit het doorlopend vertoog dat wij mensen met elkaar hebben. Mensen praten voortdurend met elkaar, en iedere keer dat iemand een woord heeft gezegd klinkt als het ware door in alle volgende keren dat iemand dat woord weer zegt. Taal is niet alleen maar iets van een individu (een individueel lichaam), en betekenis niet iets dat je ergens in het woord (bijvoorbeeld met elektrografie in de hersenen kunt aanwijzen). Betekenis zit alleen in de tekst zelf, of in alle teksten samen.
Positief
Het is vast allebei een beetje waar, maar voor de discussie is het altijd beter om de twee goed te onderscheiden. Teubert is van de tweede school, en ik heb daar ook veel sympathie voor. Juist taal en verhalen weten ons uit ons lichaam te trekken, omdat taal het mogelijk maakt gedachten te delen met anderen. Betekenis is het resultaat van voortdurende ‘onderhandelingen’: ik bedoel dit met woke, zie maar, ik gebruik het op deze manier, en jij bedoelt iets anders. Dat we abstract kunnen denken, hebben we precies te danken aan taal en dat vermogen om gedachten te delen los van ons lichaam. Tot op zekere hoogte hebben mijn gedachten mijn lichaam niet nodig. Kijk maar, jij, lezer, hebt nu een gedachte die sterk lijkt op de mijne, terwijl jouw lichaam, laten we eerlijk zijn, toch echt heel anders is.
Ik deel ook eerlijk gezegd Teuberts wanhoop over dat hele idee embodiment. Het wordt door sommigen met veel aplomb naar voren gebracht, alsof het een ontdekking van jewelste is dat mensen een lichaam hebben, maar ik weet eigenlijk geen echt geslaagde voorbeelden van iets wat we echt beter zijn gaan begrijpen over taal en denken door deze aanname. Teubert laat ook zien dat de analyses die gemaakt zijn van metaforen niet zonder problemen zijn. Hoe zit het bijvoorbeeld met voor iemand vallen (’to fall in love’)? Dat gaat over een gevoel dat veel mensen als positief ervaren.
Geen recht
Die problemen worden nog duidelijker, zegt Teubert, volgens mij terecht, als het gaat over de bestaande analyse van The Catcher in deze termen. Want waar in het lichaam zit precies een ‘spel’? Zeker in deze passage is dat spel natuurlijk juist een sociaal fenomeen, een set van regels die min of meer onuitgesproken zijn en minder binnen in één mens bestaan dan in een collectief: eerder sociologisch dan psychologisch bepaald.
Teubert gaat zover om te zeggen: ook als een vrouw tijdens het lezen van The Catcher pakweg tot tranen geroerd raakt, zegt dat niet zo veel. Het gaat er uiteindelijk vooral om wat ze na dat lezen zegt en schrijft, over het boek, of naar aanleiding van het boek, of op enigerlei wijze beïnvloed door het boek. Dat gaat misschien wel erg ver. Maar wat mij betreft heeft hij volkomen gelijk als hij erop wijst dat een reductie van de mens tot een biologisch apparaat geen recht doet aan de studie van het gedrag van de mens. De mens is een dier, jazeker, maar een dier dat voortdurend in contact staat met de hersenen van andere mensen op een manier waarop geen enkele andere diersoort dat doet.
Verhalen spelen een rol in die discussie. Het menselijk leven is een spel.
Lidwien zegt
foutje in de tekst? voor ‘dan’ lees ik: ‘door” (laatste alinea). Leuk artikel!
Robert Kruzdlo zegt
Tot op zekere hoogte hebben mijn gedachten mijn lichaam niet nodig.
Als je lichaam ziek is, koorts heeft, lees je het boek Catcher in the Rye min of meer anders dan als je lichaam niet ziek is.
Kijk maar, jij, lezer, hebt nu een gedachte die sterk lijkt op de mijne, terwijl jouw lichaam, laten we eerlijk zijn, toch echt heel anders is.
Een lichaam is een lichaam. De inhoud is bij iedereen hetzelfde. Atomen, moleculen, cellen, organen enzovoorts. Een gezond lichaam is beter bestand tegen de druk van bijvoorbeeld een bepaalde omgevingscommunicatie.
En (want) waar in het lichaam zit precies een ‘spel’?
Nergens. Er zitten in het lichaam alleen zwijgende neuronen, stille cellen en atomen die precies weten wat ze moeten doen. De schrijver en de lezer verzinnen het spel. De verhalen die geschreven en verteld worden zijn géén feiten. (Die kunnen er wel tussen zitten.) De mens speelt het taalspel volgens de huidige regels. Samen met het zwijgend brein.
Verhalen spelen een rol in deze (die) discussie. Het menselijk leven is een spel.
Precies. Zolang de mens niet alles begrijpt, begrijpt hij (n)iets en zijn verhalen, spel meer dan welkom.
…
robbertjanhenkesRobbert-Jan Henkes zegt
Je moet wel gelijk hebben. Bewijs: als de metafoor ‘embodied’ was, had Holden Caulfield zich niet verzet tegen de metafoor. Er is dus ruimte voor tegenspraak. Overigens heb ik de metafoor (en de passage) altijd begrepen als een rationalisatie achteraf van opvoeders: “Je moet je aan de regels houden, en *daarom* is het leven een spel.” Grote pedagogische flauwekul dus.