Eind september verscheen bij uitgeverij Lannoo de Atlas van het dialect in Vlaanderen, een rijk geïllustreerd kijk- en leesboek van bijna 300 bladzijden over het dialect in Vlaanderen als taalkundig en maatschappelijk verschijnsel. De auteurs zijn Johan De Caluwe (UGent), Anne-Sophie Ghyselen (UGent-FWO Vlaanderen), Veronique De Tier (Instituut voor de Nederlandse Taal) en Roxane Vandenberghe (UGent). Zij willen met dit boek tegemoet komen aan de toenemende belangstelling in Vlaanderen voor dialect – zowel bij jong als oud. Er is de afgelopen eeuw zoveel materiaal verzameld over de dialecten in Vlaanderen (en Nederland) en er is zoveel onderzoek gebeurd, dat het hoog tijd was om al die kennis toegankelijk te maken voor het brede publiek. Het boek is trouwens op dezelfde leest geschoeid als de Atlas van de Nederlandse taal, die in 2017 verscheen. Deze keer is het dus niet de Nederlandse standaardtaal, maar de wereld van het dialect die toegankelijk wordt gemaakt aan de hand van vijftig hoofdstukken. Dertig hoofdstukken gaan over de taalkundige en maatschappelijke aspecten van de dialecten, waarbij de geïnteresseerde leek een antwoord krijgt op vragen als Wat zijn dialecten en wat zijn ze niet? Waarom is er zoveel regionale taalvariatie in Vlaanderen? Welke dialectgebieden zijn er en hoe worden ze van elkaar onderscheiden? Is West-Vlaams het oudste Nederlands? Wat is er zo typisch aan het Limburgs? Wie heeft welke percepties over dialect? Wat doet een dialectoloog? Er is bovendien niet enkel aandacht voor het traditionele dialect, zoals dat tot pakweg vijftig jaar geleden werd gesproken; ook nieuwere vormen van taalvariatie waarin het dialect herkenbaar blijft, zoals tussentaal en jongerentaal, komen in de Atlas aan bod, net als dialectverlies, dialectrenaissance en tweededialectverwerving.
Bij de twintig andere thema’s duiken de auteurs als het ware in de dialecten, vooral dan in de rijke en verrassende woordenschat van specifieke domeinen als ziekten, lichaamsdelen, kledingstukken, wilde planten, karaktertrekken, huisgerief, het weer, school en spijbelen, overlijden en begraven worden enz. De Atlas verschijnt op groot formaat en is rijk geïllustreerd met (dialect)kaarten, tekeningen, en lijstjes allerhande, waarbij de illustratoren ook de nodige grappen verstopt hebben in hun vormgeving. Het boek bevat talrijke grote en kleine weetjes over dialecten en over de dialectwoordenschat: Wat is de etymologie van blaffetuur (‘luik, rolluik’), mombakkes (‘carnavalsmasker’) en fluwijn (‘kussensloop’)? Waarom wordt slappe koffie in West-Vlaanderen fluitekoffie genoemd? Hoe komt de toepeemadam (‘verwaande vrouw’) aan haar naam? Waarom krijgen Tongerenaars de spotnaam sjoepsjaajters? Wie of wat is de ket in Ketnet?
Laat een reactie achter