Aan het Duits is te observeren dat wijl en wijl twee verschillende woorden kunnen zijn: wijl ‘omdat’ is in het Duits weil, wijl ‘poos’ is een zelfstandig naamwoord en krijgt daarom in het Duits een hoofdletter, Weile. Aan het eerste is een stukje gewijd,*) dit tweede wijl kennen wij ook als wijle – kénnen wij of kenden wij? Straks krijgen we nog een heropleving onder invloed van het Engelse while.
Feitelijk is het momenteel verleden tijd maar er zijn wel eens sprekers in de plenaire zaal van de Tweede Kamer die uit het oudere vaatje tappen. Neem nu Roelof Bisschop (SGP) die op donderdag 10 september 2015 als Kamervoorzitter het avonddebat op deze manier afrondt: “Ik dank u allen voor de inbreng, voor de belangstelling en voor de ondersteuning. De stemmingen over de moties zijn voorzien voor dinsdag over een week, op 22 september. Ik wens u na deze arbeidzame dag nog een wijle een aangename verpozing, wel thuis en een gezegende nachtrust.” Op dat moment is het 23.12 uur – blijkbaar drinken parlementariërs dan allereerst nog even een bisschopwijntje, schrijf ik net zo glunder als de fungerend voorzitter zijn slotwoorden uitsprak. Een wijle, wie zegt dat nu nog, wie in 2015? Roelof Bisschop en hij gebruikte als gewoon kamerlid hetzelfde woord (ongetwijfeld andermaal glunderend) bij een formeel moment op de Kameragenda op 6 december 2016: “Voorzitter, ik heb een heel eenvoudige opmerking. Bij punt 9, de stemmingen over het MIRT, willen wij de motie-Bisschop c.s. (34550-A, nr. 41) een wijle aanhouden.” Dat was de laatste keer, tot nu toe.
Andermaal merken we hoe SGP’ers taal van vroeger in de richting van de uitgang dragen. Het heeft wel iets merkwaardigs als de zoekfunctie van overheid.nl ons nauwelijks andere voorbeelden van dat “een wijle” verstrekt uit de laatste halve eeuw voor 2000: in 1999 in een citaat, in 1956 en daartussen eenmaal minister Van Kemenade in 1975: “De geachte afgevaardigde de heer Abma heeft ons in eerste termijn een wijle in het Latijn toegesproken en wel zeer toepasselijk.” Dat moet de Excellentie opzettelijk zo geformuleerd hebben, in de richting van Ds. Abma (SGP) én omdat deze zich kennelijk klassiek had uitgedrukt.
Verwijlen heeft alles met wijl ‘poosje’ te maken. Het werkwoord betekent ‘stilstaan bij’ en dat zal in de taal van de Kamer allereerst begrepen moeten worden als ‘enige tijd het woord voeren over’. Ook dit is een woord dat feitelijk de uitgang van het parlement heeft gepasseerd. Dat gold waarschijnlijk ook al op 10 april 2002 toen minister Klaas de Vries van Binnenlandse Zaken afrondend sprak over de herindeling Echt en Susteren: “Een van de zegeningen van deze behandeling was dat wij vandaag enkele uren bij de prachtige provincie Limburg konden verwijlen.” De Vries is geboren in Hoensbroek – verwijlen verliet als het ware via Zuid-Limburg het vaderland.
Teruggaand in de tijd is staatssecretaris Gmelich Meijling de voorlaatste gebruiker van het verwijlen (in 1996), interessanter is wat staatssecretaris Kosto op 30 september 1993 zei in een debat over een wet Gewetensbezwaarden werknemers: “U mag verwijlen in uw afwijkend standpunt, maar de regering en een meerderheid van de Kamer hebben elkaar gevonden in de gedachte, dat (….)”. Hier is de betekenis dus niet meer ‘een poosje stilstaan, verblijven bij’ maar ‘volharden in’. Dat lijkt een ander voorbeeld van een vaker gesignaleerd verschijnsel dat taal ongebruikelijker behandeld kan worden naarmate het in onbruik raakt.
En dat is bij Aad Kosto opmerkelijk want hij is jurist. Juist in die kring is zonder verwijl gangbaar, door Van Dale als “formeel” aangeduid, ik zou het eerder juridisch taalgebruik noemen:
- …. dat het onderzoek, dat nu loopt, zonder verwijl moet worden afgesloten,… (Bakker, Verkeer en Waterstaat, 1963)
- zonder enig verwijl met de Regering in verbinding gesteld (Den Uyl, PvdA, 1969)
- Als de verblijfplaats van de minderjarige zonder verwijl aan de ambtenaar van justitie gemeld wordt, dan is er sprake van een legale situatie. (Van Agt, Justitie, 1975)
Verwijlen werd, zeker tegen het einde van de tijd dat het werkwoord gangbaar was, niet vaak in een voltooide tijd gebruikt. Een van de laatsten die het deden was PvdA-fractieleider Den Uyl bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen op 16 oktober 1969: “De Minister van Financiën heeft nog wat verwijld bij het indrukwekkende schilderij, dat de heer Biesheuvel in eerste instantie voor onze ogen toverde.” Klonk daarin toen ook al enige spot door wegens het gebruik van dat werkwoord verwijlen, naast “dat indrukwekkende schilderij”?
Trouwens, zou dat voor onze ogen toverde niet eerder ons voor ogen toverde kunnen zijn? (Vergelijk de bijdrage over woorden in mijn mond leggen tegenover mij woorden in de mond leggen.)
Kanaäns noteren we vooral uit de monden van SGP-woordvoerders, veel minder doen sprekers van de ChristenUnie dat. Het wordt tijd, de aandacht eens te richten op Piet Jongeling (GPV).
*) wijl ‘omdat’ is of oogt als een verkorting van dewijl. Ook dit is een verdwenen woord uit het gangbare Nederlands in de Tweede Kamer. Ds. Van Dis (SGP) was in 1968 de laatste gebruiker ervan volgens de Handelingen.
Laat een reactie achter