Dit is het vierde deel van de briefwisseling tussen dichter Evi Aarens en criticus Jeroen Dera over de hedendaagse Nederlandstalige poëzie. Aarens las Dera’s nieuwe boek Poëzie als alternatief (uitgeverij Wereldbibliotheek) en zocht contact. Inmiddels vindt Dera het tijd zich in het openbaar af te vragen met hij eigenlijk gedachten zit uit te wisselen.
Beste Evi,
Na het lezen van je laatste brief vraag ik me af of wij wel een polemiek voeren, zoals je het zelf noemt in je nieuwsbrief. Volgens mij staan we nu niet bepaald radicaal tegenover elkaar als het om poëticale opvattingen gaat. Is dit nu echt een woordenstrijd waarin je van leer trekt tegen de basisstelling van het boek dat ik geschreven heb, of is het vooral een afrekening met het gebrek aan vormkracht en rebellie dat je in de hedendaagse Nederlandse poëzie vindt?
In Poëzie als alternatief probeer ik bij elk besproken gedicht duidelijk te maken hoe de vorm daarin spanningsvelden oplevert die je als lezer niet zomaar naast je neer kunt leggen. Ik kan me geen poëziekritiek of poëtica voorstellen waarin de vorm geen centrale positie heeft. Je citeert mijn (door jou gedeelde) opvatting dat poëzie het dominante spreken bevraagt, een stelling waar ik in Poëzie als alternatief meteen aan toevoeg: ‘Cruciaal is dat dit “bevragen” gestalte krijgt in de poëtische taal, dat er in de taal een spanning ontstaat die de wereld even doet kantelen.’ Omdat ik van Poëzie als alternatief geen literatuurwetenschappelijk boek wilde maken, heb ik ervan afgezien de lezer hier door te zagen over de ideeën van Roman Jakobson, maar als ingewijde in Bakhtin en Huizinga weet je ongetwijfeld dat diens notie ‘poëtische functie’ in bovenstaand citaat op de achtergrond meespeelt. Evenals Huizinga’s concept ‘spelfunctie’ stelt de jakobsoniaanse poëzieanalyse verbanden op de voorgrond die niet direct uit de gebruikelijke semantische logica voortvloeien.
Emotieloos
Hoe dan ook: wat je poneert in je laatste brief, zie ik niet als polemische ondermijning van de premisse van mijn boek, dat zich (ik herhaal het nogmaals voor de lezer die mogelijk in deze brief begint) voornamelijk afzet tegen de romantische clichés waarmee de dichtkunst nogal exclusief omringd wordt op plaatsen waar men geen idee heeft wie Evi Aarens, Jeroen Dera, Asha Karami of Lieke Marsman is. Ik zeg: de dichtkunst is niet losgezongen van de maatschappij, ze is daar bij uitstek op betrokken. Ik zeg ook: dat is helemaal geen baanbrekend idee, maar toch staat het haaks op de collectieve verbeelding van het genre, ook in een groot deel van het onderwijs. En ik zeg dus, in respons op jouw eerste brief: ook bij een dichter als Lieke Marsman kun je goed zien dat poëzie geen vorm van navelstaren is, al wordt het haar soms wel – en wat mij betreft onterecht – verweten.
In je laatste brief ga je opnieuw op Marsman in, en wederom verzuim je om meer voorbeelden te noemen van dichters die ik in Poëzie als alternatief onterecht als maatschappelijk betrokken gelezen heb. Dat laatste vind ik, het zij nogmaals benadrukt, jammer. Jammer vind ik óók dat je Marsmans bundel In mijn mand wel heel selectief presenteert. Je citeert een passage uit het eerste gedicht van de bundel, ‘Universele esthetiek’ (een vierluik). De regels ‘Kijk om je heen, door de hele geschiedenis heen / dat verdomde verdoemen en minachten van emoties…’ lees je als een soort legitimering voor de ‘gestileerde dagboekaantekeningen’ die Marsman volgens jou schrijft. Maar uitgerekend ná die twee regels schrijft zij: ‘Geen wonder dat we zijn aanbeland / waar we zijn aangestrand.’ De slotsom van het openingsgedicht is dat we in een wereld leven waarin geen ruimte is voor emoties, met alle gevolgen van dien. Het is een wereld met een ‘gebrek aan schoonheid’, maar mét bureaucratie en politici die emotieloos beslissingen nemen over het lot van Syrische vluchtelingen in Moria (zie het gedicht ‘Verlate kamervragen’).
Moeilijk maken
Zijn die verlate kamervragen gestileerde dagboekaantekeningen? Of is nu het probleem dat het allemaal te actueel is wat Marsman hier doet, dus dat een lezer over 17 jaar (even uitgaand van Nasrs bundel uit 2004, door jou aangehaald) geen idee meer heeft wat er in Moria gaande was? Bij poëzielezers gaan poëzie en actualiteit niet altijd goed samen, bleek ook toen ik vorig jaar een enquête uitzette over coronagedichten. Maar dat is natuurlijk geen argument om te claimen dat Marsman niet in Poëzie als alternatief zou passen: haar ‘Verlate kamervragen’ is bij uitstek een gedicht dat het dominante spreken (namelijk het politieke establishment) aan de kaak stelt.
Intussen staat er niet één gedicht in Poëzie als alternatief dat uitdrukkelijk over de (al dan niet politieke) actualiteit op dat moment gaat. Wat dat betreft had ook Asha Karami prima in het verhaal gepast – net als, onder veel meer, Dean Bowen, Charlotte Van den Broeck, Eva Cox, Lies Van Gasse, Maarten van der Graaff, Astrid Lampe, Ilja Leonard Pfeijffer, Tijl Nuyts, Alfred Schaffer, Erik Spinoy of Arno Van Vlierberghe (om maar wat opvallende afwezigen te noemen, maar een mens moet kiezen, zeker als er geen pentalogie in het vooruitzicht wordt gesteld). Ik vind je analyse van Karami’s bundel heel goed en ik kan alleen maar instemmend knikken bij wat je daarover schrijft. Ook kan ik me vinden in het idee dat poëzie een totaal andere manier van denken en spreken tegenover het dominante spreken plaatst. Sterker nog: die claim maak ik in Poëzie als alternatief ook, bijvoorbeeld in mijn commentaar op het werk van F. van Dixhoorn, dat ik lees als een fundamenteel andere vorm van communicatie dan we aantreffen in het dominante spreken. Zoals ik expliciteer in Poëzie als alternatief, is de leidende vraag bij de literair-kritische lectuur van een gedicht voor mij: ‘Neemt de dichter de dingen zoals ze zijn, of wordt de geijkte manier van denken ondermijnd?’ Die ondermijning vindt per definitie plaats via de poëtische middelen waarvan een dichter gebruikt maakt. Viktor Skjlovski verwoordde het al zo scherp in zijn essay ‘De kunst als priom’: vervreemding geschiedt via het moeilijk maken van de vorm.
Vehikel
Maar, vraag jij je in je vorige brief af, hoe kun je nu vervreemd raken als een gedicht een wereldbeeld aanreikt waar je het toch al mee eens bent? Persoonlijker geformuleerd: is er iemand in mijn bubbel die er anders over denkt dan ik? Het antwoord luidt in mijn geval volmondig: ja. Professioneel verkeer ik in kringen van letterkundigen die al voor ‘woke’ uitgemaakt worden als ze vinden dat er school meer vrouwelijke auteurs gelezen mogen worden, dat geef ik onmiddellijk toe, maar ik weet mij omringd door mensen die je eerder conservatief dan progressief zou moeten noemen – een huwelijk met een advocaat en een gymnasiale achtergrond in een Brabants dorp helpen enorm om de links-progressieve bubbel door te prikken. Bovenal houd ik mij in mijn onderzoek veelvuldig bezig met het middelbaar onderwijs en kom ik dus veel in aanraking met zowel leraren als leerlingen die het een eye-opener vinden dat er gedichten bestaan over de thema’s waar Clarice Gaggard nu wel genoeg over gelezen heeft. ‘Bij jullie in Cambridge’ mag het dan over Huizinga gaan; de realiteit van een gemiddelde havoleerling is toch wel wat anders. Zolang er op de meeste scholen vooral sonnetten van J.C. Bloem worden geanalyseerd en er in de vaakst gebruikte lesmethodes nauwelijks hedendaagse poëzie voorkomt, zal ik me als letterkundige hard maken voor het becommentariëren van teksten die beter aansluiten bij de werkelijkheid waarin leerlingen anno 2021 opgroeien.
Zie ik de poëzie daarmee als een vehikel voor het maatschappelijk debat? Volgens mij zijn er best argumenten te geven waarom je de gedichten van Lieke Marsman en Ilja Leonard Pfeijffer in NRC Handelsblad als onderdeel van een maatschappelijk debat zou kunnen analyseren. Maar dat maakt poëzie nog geen vehikel daarvan. Gedichten zullen de samenleving niet veranderen. Wel hebben ze het bijzondere vermogen een verschil te maken in het leven van individuele mensen. Dat kan overigens ook prima het geval zijn, omdat ze een emotie verwoorden die mensen troost of hoop biedt – want dat zijn functies van poëzie die ik geenszins verwerp. Wat ik wel verwerp, is de sleetse neiging om poëzie daar keer op keer mee te vereenzelvigen.
Kostschool
Aangezien jij dat laatste punt onderschrijft, werp ik de vraag nog maar eens op: voer je nu echt een polemiek met mij? En voer ik een polemiek met jou? Die laatste vraag heeft me de afgelopen weken wel beziggehouden, temeer omdat jij, Evi Aarens, in raadselen gehuld bent. Alles wijst erop dat je je identiteit als auteur zorgvuldig hebt gecomponeerd. Neem nu de biografische schets op je website. Daarin vermeld je dat je vader acquisitie-directeur is bij een Londens antiquariaat op Berkeley Square. Jarenlang bevond zich daar het beroemde Maggs Bros-antiquariaat, maar in 2016 verhuisde dat naar Curzon Street en later naar Bedford Square. Je beweert in je biografische schets dat je vader op 24 juni 2016 naar zijn werk op Berkeley Square ging, maar Maggs Bros was op dat moment al elders gevestigd. Bovendien werkt er helemaal niemand met de naam Aarens in dat antiquariaat. Een verzinsel, dus! Zoals het ook te betwijfelen valt dat je moeder diversiteitsmanager bij het Tate Modern is. Interessante beroepen zijn het natuurlijk wel: een ‘acquisitiedirecteur’ en een ‘diversiteitsmanager’, typisch 21e-eeuwse functies bij eminente instituten die nog altijd het cultureel kapitaal vertegenwoordigen waaraan ook je bundel Disoriëntaties een hommage lijkt. Ik geef zelf al de nodige jaren les aan de universiteit, weliswaar niet ‘bij ons aan Cambridge’, maar in Nijmegen en Utrecht ben ik nog nooit iemand tegengekomen met het geboortejaar 2000 die zó goed op de hoogte is van de westerse literaire traditie als Disoriëntaties doet vermoeden. Kortom: is Evi Aarens echt een jonge vrouw van 21, die op een kostschool in Wales gezeten heeft, met een leraar Engels genaamd ‘Churchyard’? Een van mijn collega’s schertste al: ‘Die ligt zeker op het kerkhof.’
Als het klopt dat je inderdaad een student antropologie bent die in haar tweede taal begon te schrijven toen het Verenigd Koninkrijk uit de EU stapte, dan ben je in elk geval een uitzonderlijk type, dat zich een weg gebaand heeft naar een debuutbundel zonder ook maar één podium te betreden, zelfs zonder in verbinding te staan met al die andere jonge schrijftalenten die op Instagram en Facebook een complete en complexe gemeenschap vormen. Dan heb je de regels van het poëziedebuut anno 2021 eigenwijs aan je laars gelapt. Dan heb je een geweldig spel gespeeld, waarin mensen ten onrechte een mystificatie hebben vermoed. Iemand maakte van ‘Evi Aarens’ al ‘Reviaanse’, bij wijze van anagram, en je zou je naam natuurlijk ook nog kunnen (over)interpreteren: verwijst ‘Evi’ niet gewoon naar ‘Eva’, de universele vrouw uit Disoriëntaties, en moeten we bij ‘Aarens’ niet ook aan de Bijbelse Aäron denken, fameus om zijn retorische vaardigheid?
Majestueus
In je poëzie speel je het goochelspel intussen ook. Ik heb me herhaaldelijk uitgesproken tegen de verbeelding van een gedicht als cryptogram, maar ik heb er wel lol in Disoriëntaties op die manier te lezen. ‘Het lukt mij niet de waarheid te ontlopen’, luidt het openingsvers van de tweede cirkel in je bundel, en dan lezen we in de tweede helft van het octaaf:
Vol enthousiasme heeft de Schrijver mij
Uit eenzaamheid in deze tuin gesmeten
Ik ben het sluitstuk van zijn pronkerij
Mijn leven wordt bepaald door zijn decreten
Als we de Schrijver lezen als de schepper van de mystificatie Evi Aarens, dan zijn die laatste twee regels haast een confessie. Misschien zou Clarice Gaggard het discours van die vrouw die geen heer dient wat saai vinden, maar hé, de literaire knipoogjes maken veel goed.
‘Voor wie ik liefheb wil ik fabuleren’, stel je in je grootmeestersonnet, betekenisvol genoeg aan het begin van het sextet, als de volta wordt ingezet. Waar Neeltje Maria Min nog wilde ‘heten’, is Evi Aarens bereid onware verhalen te vertellen. Zou je eigenlijk niet gewoon Ilja Leonard Pfeijffer zijn, vragen meerdere lezers zich inmiddels af? Als je van iemand een Europa-pentalogie zou verwachten, dan wel van hem. Met Idyllen heeft hij zijn epische vormvastheid ook majestueus bewezen. En dan al die geleerde verwijzingen in Disoriëntaties, tot Chrysostomos aan toe… Eva met de i van Ilja: dat is Evi.
Een raadsel blijft dan wel wat Lieke Marsman met twee gedichten in Pfeijffers kloeke bloemlezing doet, of waarom jij – Evi – precies bij Cossee bent beland. Je hoeft ons niet te verlossen. Neem het woord en spreek de waarheid uit, wat dat – polemisch of niet – ook moge betekenen.
Coen Peppelenbos zegt
Knap om het woord Tzum hier niet te noemen: https://www.tzum.info/2021/11/nieuws-welke-man-van-middelbare-leeftijd-gaat-er-schuil-achter-het-pseudoniem-evi-aarens/
Martijn Benders zegt
Nee, Pfeijffer is dit niet. Wel een leuke nieuwe Jezusfan erbij, want er kunnen niet genoeg religieuze werkjes
de jeugd evangeliseren, lijkt me. Ik zou dus eerder gokken op onze grote vriend Oosterhuis, die ook
poezie op scholen verzorgt, de Grote Poezieprijs en de alleenheerschappij van christenbroeders Joosten en Dera.
Wat heb ik gewonnen? Wat een leuk spelletje die literatuur.
Jeroen Dera zegt
Het zal wijlen mijn oma toch goeddoen dat haar kleinzoon, de vermaledijde communie- en vormselweigeraar, eindelijk eens voor een katholiek is aangezien. Ontroerend, wel.
Martijn Benders zegt
Och, weet u, Mijnheer Dera, ik denk persoonlijk dat Dhr Oosterhuis (De Grote Poezieprijs, Poezie op School) minzaam zal glimlachen na deze bekentenis dat u ooit rebels met een ongestreken broek op uw communie bent verschenen. Maar vertel eens, waarom krijg ik van uw leermeester geen antwoord op mijn vraag? Het is toch echt een heel eenvoudige vraag: waarom zijn jullie zo geobsedeerd met mijn spelling, maar plaatsen jullie je stukken bij Marc van Oostendorp die de ene spelfout na de andere mag maken in jullie eigen blad? Wat is precies de logica? Uw leermeester doet het voorkomen dat ik een soort ‘stalker’ zou zijn omdat ik hem in 15 jaar tijd welgeteld 1 mailtje en 1 chatberichtjes stuurde, een mailberichtje dat hij letterlijk citeert. Maar de waarheid is dat u, zijn vazal, mij ooit lastig begon te vallen op facebook omdat ik in een chatvenster een DT fout gemaakt zou hebben. Ik dacht, verhip, wat krijgen we nu? Word ik net als in het boek van Witold Gombrovicz als volwassen schrijver terug de schoolbankjes in getrokken? Waarom meent deze figuur dat hij een spelfout op facebook dient verbeteren? En u mag best van me weten, toen ik zag dat Joosten & Dera de absolute spelfoutkampioen Marc van Oostendorp inhuurden als docent – dat mij toen de schellen van de ogen vielen. Er gelden schijnbaar voor de leraren andere normen dan voor de schrijvers. Precies de dystopie dus waar mijn boek over handelt. Want de leidraad is hier geen spelling of onderwijs, welnee. Leidraad is het evangelie. Daarom heeft u recent toen u voor de zoveelste keer in de Campertprijsjury zat opnieuw aan Mischa Andriessen, met zijn bijbels goede bundel vol potjeslatijn die vreemd genoeg enkel binnen uw netwerkje waardering weet oogsten – het leitmotiv is evangelisch, en daarom krijg ik (dat noemen ze gaslighting in Woke kringen, wel een beetje beter je best doen die kringen te emuleren) – daarom krijg ik nooit antwoord op mijn toch eenvoudige vraag. De groeten aan Here Jezus!
Jos Joosten zegt
Gelet Aarens’ onberispelijke stijl en heldere redeneringen kunnen we Martijn Benders in elk geval schrappen van het lijstje van mogelijke personen achter het pseudoniem.
mhelderwp zegt
Ik gok op Rawie.
Carl De Strycker zegt
Zou het Kees ’t Hart kunnen zijn? Die is altijd in voor een spelletje, en in zijn nieuwe bundel met verhalen (met als ondertitel Verhalen en ontboezemingen), VICTORIEN, ik hou van je, staat een verhaal dat bestaat uit de correspondentie van de schrijver met een jonge vrouw die een proefschrift over hem wil schrijven. Hij schrijft haar: ‘Ik vind je gedichten trouwens niet erg goed, veel te veel satire, je moet jezelf wat serieuzer nemen en je bent veel te veel bezig met het leven van Nederlandse schrijvers. Is het je al opgevallen dat het alleen mannen zijn? Al die namaaksonnetten, zijn ze dat wel waard?’ (p. 43)
DirkJan Vos zegt
Marc van Oostendorp twitterde woensdagavond boven een retweet van Evi Aarens:
@fonolog Marc van Oostendorp
The plot thickens.
Ik reageerde daaronder met:
DirkJan Vos (@djwvos) Tweeted:
@fonolog Hmm. Bij een mystificatie zit soms een duidelijke kloe: Is de foto van Evi (achterhoofd) op haar website niet @liekemarsman? Evi is ook de voornaam van de knappe Vlaamse tv-presentatrice Evi Hanssen en een anagram van ‘vie’, leven! Dus …
@jjmdera @IljaPfeijffer @enperquin
+
Wat jaren geleden las ik in Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeiffer zn bekentenis dat hij enkele jaren voor deze autobiografische roman onder een sadoniem een pornografisch boekje had geschreven. Een hele poos later kwam ik een oude recensie tegen in De Groene Amsterdammer waarin Marja Pruis een mogelijke mystificatie van een toen recent verschenen pornografische roman probeerde op te lossen. 1 + 1 = 3
Nergens had ze Pfeiffer genoemd, maar voor mij was en is hij nog steeds de sterkste kandidaat als de besproken spooksexschrijfster, maar krijg zoiets maar ooit bevestigd. Ja, misschien dat een schrijver zoiets nog onthuld op z’n sterfbed …
Ik had mijn bevindingen beknopt op mn website gezet en kan je hier lezen:
http://www.dejongenskamer.nl/varia99.htm#ilja
Ik had t ook aan @fonolog voorgelegd en tot mn verbazing woof, wuifde, zo niet hoonde hij m’n suggestie weg. Volgens Van Oostendorp was t ondenkbaar dat Pfeiffer dat zus en zo had kunnen schrijven. Gek die stelligheid, niet dat ik nu onomstotelijk gelijk had (maar wel denk dat ik t heb :-), maar waarom deze houding, niets voor Marc. Later kon ik als reden niets anders bedenken dat ie t misschien niet leuk vond dat ik deze mystificatie mogelijk /juist/ had opgelost (hij gunde me dat dan niet?), of wilde hij niet dat deze mystificatie, of welke dan ook, zou worden opgelost … Ratselhaft allemaal, net als t leven en onze existentie zelf.
Later heb ik t Ilja nog op de man af gevraagd en ontkende die (en hij stapte over t lijk heen). Domme vraag ook van mij natuurlijk. LOL!
+
Ok allemaal, t leven gaat verder, maar al voordat ik gisteravond reageerde onder de tweet van Marc over de zaak ‘Evi’ met mn verdachte Lieke Marsman, moest ik gelijk ook aan @fonolog zelf als serious suspect denken bij deze mogelijke mystificatie, al dan niet samenspannend met iemand, bijvoorbeeld met Lieke Marsman …
Ik kan heel wat verdachte aanwijzingen en argumenten geven die sterk in de richting van Marc van Oostendorp wijzen, maar noem er nu geen enkele, want volslagen zwecklos. Vooruit, een aanwijzing dan: Marc heeft er alle tijd voor.
DJ
‘Wie t eerste ruikt heeft zn poepertje gebruikt.’
Melchior Vesters zegt
@Jeroen, ik wil even de gewetensvraag stellen. Zou jij ook geëngageerde literatuur lezen en de klas in halen van mensen die ideologisch écht buiten je comfortzone liggen? (Een advocaat opvoeren als teken van conservatieve confrontatie overtuigt mij niet; juristen die bijv. op D66 stemmen vind ik juist erg passen bij een ‘progressieve’ bubbel.)
Concreet: stel dat in de FVD-zuil poëzie wordt gepubliceerd van Baudet/Van Houwelingen/Van Meijeren etc., gedichten die ontegenzeggelijk aansluiten bij (een ideologisch debat in) ‘de werkelijkheid waarin leerlingen anno 2021 opgroeien’. Zou jij die poëzie dan ook de klas in halen? Ik vermoed van niet. Maar wat zou jouw argument hiervoor zijn?
Jeroen Dera zegt
Ik zou niet weten waarom niet. Ik zie die gedichten alleen nergens, en ik heb – vind ik – toch een behoorlijk goed zicht op de poëzieproductie van de afgelopen jaren. Het is dus ook niet goed mogelijk om te zeggen wat ik concreet zou doen met gedichten die buiten mijn comfortzone (weet niet of ik dit het juiste woord vind, maar soit) vallen, maar in didactisch opzicht kun je er precies dezelfde vragen bij stellen: wat vind jij van fenomeen x, hoe verhoudt het gelezen gedicht zich tot fenomeen x, en hoe wordt dat dan in poëtische taal vormgegeven?
Interessant is dan natuurlijk wel de vraag hoe je als docent omgaat met je eigen antwoorden op dit soort vragen, en in hoeverre je dat allemaal een rol laat spelen in de discussie. Maar dat is weer een ander verhaal.
Overigens doel ik niet op D66-stemmers als ik het heb over conservatieve advocaten in mijn eigen vrienden- en kennissenkring, maar op actieve VVD-leden die echt niet passen in de ‘bubbel’ waar Aarens het over heeft. Maar dat terzijde.
John Marrakech zegt
Aanvankelijk dacht ik dat Ilja Leonard Pfeijffer achter Evi Aarens zat. Maar hij zou denk ik nooit, ook niet als afleidingsmanoeuvre, de grammaticafoutjes maken die de volgende zinnen uit https://neerlandistiek.nl/2021/11/even-uit-je-orbit-stappen/ kenmerken: ‘Maar dat kan alleen als het dichtersgilde de rollen omarmt die haar volgens Huizinga toekomen’ (haar > het) en ‘Dat er Marsman-lezers zijn wiens standpunt dankzij dit gedicht op fundamentele wijze worden uitgedaagd?’ (wiens > wier). Zulke foutjes zijn typisch voor een jonger iemand, en ook Aarens’ woordkeus elders in de polemiek, zoals ‘ergens in staan’ (voor ‘ergens over denken’) en ‘bevragen’, lijken in die richting te wijzen.
Melchior Vesters zegt
En ik denk nog steeds dat ‘John Marrakech’ bij team Aarens hoort en graag de discussie over zijn/haar/hun identiteit voedt. Verder lijkt Pfeijffer me mens genoeg om een schrijffoutje te maken. Wel houd ik de optie open dat Aarens een fan si die als hommage aan Pfeijffer (Pindaroskenner) stelt zich verwant te voelen met Pindaros.