De vrouw
Opdat haar glimlach zich verwonderen zou
over de kinderweemoed van de regen, –
opdat zij kleine tranen hebben zou
over de droefheid die wordt doodgezwegen, –
opdat haar hand een sneeuwbal leggen zou
over de onrust van de gevallen blaren, –
opdat haar mond weer leven spreken zou
over de dode plekken van de aarde, –
opdat haar oog altijd geloven zou
wat niet te zien is en niet te geloven, –
om deze dingen, en opdat zij daarenboven
altijd de liefde hebben zou,
schiep God de vrouw.
Harriët Laurey (1924-2004)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter