Een gedicht uit De landsheer van de Lethe, een bundel die Paul Demets zo’n vijfentwintig jaar geleden schreef, maar niet eerder wilde publiceren.
Er is die meeuw, die ene, die op mij jaagt.
In zijn oog ben ik iemand anders. Hoe ziet
hij mij? Denkt hij dat ik zijn territorium kom
verstoren, koning van het afval, strandrat,
komt hij het kleine in dons roven dat ik bij de hand
hou? Alle door de maan beschenen
banken zijn bezet. Hij schaduwt ons.
Het water begint geheimtaal te praten.
Er ligt een kreng, de rest van vroeger,
een omhulsel, week. Hij stapt op mij af,
kop scheef, te groot voor een vogel.
En hakt met zijn snavel in wie ik ooit ben geweest.
Paul Demets (1966)
uit: De landsheer van de Lethe (2021)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter