Zie hier een schoon verhaal uit verre tijden,
De burchtvrouw toevend op de hooge tin,
Van dag tot dag in ademloos verbeiden
Van hem, dien zij bemint met welk een min.
Zij ziet den Rijn, de bergen dalwaarts glijden,
Zij speurt het Oosten af met vromen zin,
En eind’lijk, plots zij houdt den adem in,
Wie is de ridder die ginds aan komt rijden?
Keert hij thans weder uit het Heilig Land?
Zij tuurt en tuurt, dan wuift ten groet zijn hand
En daalt zij schielijk, ijlings van omhoog.
En als zij straks elkander weer omarmen,
Uitzinnig schier van vreugd, breekt plots haar oog
En sterft zij, gansch verzadigd, in zijn armen.
Reinier van Genderen Stort (1885-1942)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter