Uit De zon regent koperen spijkers. Mariekerkse gedichten, de elfde bundel van Bart Plouvier.
Over zijn overbodigheid
Hij woont klein,
in vier vierkante meter bed,
in een grote blokkendoos
in ’t leven van zijn lief.
En dat niet eens
op een hoek,
laat staan op ’t gelijkvloers,
dus als hij
morgen weg zou gaan,
weg uit haar bestaan,
blijft alles rustig staan.
••
Het waait
De witte wind legt golftoppen op het water,
gaat roekeloos zichzelf te buiten en tuimelt
van de kerktoren, ruimt en verkruimelt
het stukgewaaide land. Zo ontstaat er
een vacuüm, daarin komt de wind zichzelf tegen,
blaast zich zeeziek en kotst ons vol met regen.
Bart Plouvier (1951)
uit: De zon regent koperen spijkers (2021)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
klotzchrist zegt
Over zijn overbodigkeit: Ik vind dit een mooie, meer bescheiden weergave van Goethe’s regel “En als ik u liefheb, wat gaat u dat aan?”
(Philine in Goethe’s “Wilhelm Meister”)