•• Van Geel-biograaf Guus Middag schrijft hier (in een hoofdstuk uit zijn pas verschenen Verklarend zakwoordenboekje van rare woorden) over onderstaand gedicht van Chr.J. van Geel.
IJsbloemen
Het raampje is een Séraphine,
een bloemstilleven ongezien,
een nonnenspiegel, een gewas
vol donzen dorens, melk van gras,
oase onder een pak sneeuw,
berijpte manen van een leeuw,
albino’s, schedelverentooi,
strikken van tule, ’t krullenooi —
ze drukt haar pop tegen haar vacht
en ooilam, ooilam zegt ze zacht —,
paard, pluim, toom, tuig en rinkellast,
dood fluitekruid, een holle bast,
een schalvel, een dicht berkenbos,
een meisjesschool met haren los
het duin afrennend wie-het-eerst,
een knippapieren kinderfeest,
van porselein, van gips, van steen,
soldaten op hun tinnen teen.
Het ziet er van de doden wit.
Men kijkt er binnen hun gebit.
Een schaduw zonder ondergoed.
Graftuiltje dat het zeggen moet.
Chr.J. van Geel (1917-1974)
uit: Spinroc en andere verzen (1958)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Arno. zegt
Aanhakend op wat Guus Middag in het gelinkte artikeltje schrijft (‘zijn’ rare woord, het onderwerp van dat artikel, is nonnenspiegel).
Er zitten nog wel een paar ‘rare woorden’ in het gedicht. Niet alleen de visuele fantasie slaat in IJsbloemen associërend op hol, ook de talige. Een deel van de rare woorden moet V. Geel zelf hebben verzonnen – krullenooi, rinkellast. Het woord dat me naast nonnenspiegel het meest ‘raar’ voorkomt is schalvel. Ooilam valt nog wel te ontleden en te herleiden naar jong vrouwelijk schaap (trouwens ook in overdrachtelijke zin met de betekenis oogappel), maar het is wel leuk, als je daar dieper induikt, dat aan dat ooilam ook het woord oorlam is geassocieerd, dat zelf weer is geassocieerd aan soldaten. Schalvel is met een klein beetje moeite ook nog wel te vinden. Het is een trillend vlies in bepaalde (kinder)fluitjes, (en/of) zogenoemde mirlitons. Het herinnert me eraan dat wij als kind ook wel eens een dun velletje papier voor onze mond hielden en daar dan doorheen zongen. Het woord schalvel voert mij al associërend naar het woord schalmei, een soort blaasinstrument dat als een voorloper van de hobo wordt beschouwd. Het geluid ervan doet wel denken aan ons kindergeluid door een velletje papier heen.
Een en ander geeft ook te denken over de betekenis van het woord schallen in vroeger tijden. Tegenwoordig heeft het een zekere overeenkomst met galmen, maar in de middeleeuwen? Schallen hangt samen met schel, misschien nog steeds van toepassing op het papiertjesgeluid, al zou ik dat nu eerder snerpen noemen, geloof ik. Hoewel…., toch wel schel snerpen.
Afijn, een gedicht vol even bizarre en grillige beeld- en woordvondsten als een raam vol ijsbloemen aan vormen laat zien. Middag associeert ijsbloemen met pre-centraleverwarming tijden, maar ze komen overigens nog steeds wel voor: bij de juiste omstandigheden ontstaan er ijsbloemen op autoramen en ook op onze schuurdeur maken ijs, condens en luchtbewegingen soms aardige Séraphines. Maar bij dit alles, welbedankt Guus Middag, voor de toelichting op de nonnenspiegel, leuke informatie; zo had ik er nooit eerder bij stilgestaan. Je vraagt je af waar Van Geel dergelijke woorden vandaan haalde: schalvel, nonnenspiegel, geelgewiegd – er zijn er nog meer die ik nu even niet uit mijn hoofd weet te reproduceren. In mijn Dikke Van Dale en andere woordenboeken kon ik die woorden net als nonnenspiegel niet allemaal vinden.