Ach ja, polemiek. Van Oostendorp betoont zich geen liefhebber van het genre. Dat kan. Ieder het zijne. ‘Er (is) ook van alles en nog wat niet leuk aan het genre.’ Maar hij erkent ook dat er iets moois aan is: ‘Een manier om grote liefde voor de letteren uit te drukken.’
Ja, en daar is het mij om te doen: om mijn liefde voor de literatuur tot uitdrukking te brengen. Om precies dezelfde reden heb ik een boek over Willem Frederik Hermans uitgebracht: . In mijn uppie. Geschreven, verzorgd en betaald. Zoals ik ook een boek schreef over Joy Division, uit liefde voor die muziek. Het levert me geen geld op, kan ik verklappen, het kost me alleen maar geld, die liefhebberij. Mijn lieve vrouw en vrienden zien het zorgelijk aan, die passie van me.
‘De schrijver Marc Schoorl was zo aardig ons zijn boekje . toe te sturen.’ Verder vermoedt Van Oostendorp dat ik sympathiek ben en een grote liefde voor de schrijver Hermans heeft. Nou, dat klopt. Allebei, ha! Verder stelt hij dat ik me bijzonder druk maak over ‘de bijdrage van L.H. Wiener’ aan een verzamelbundel opstellen over Hermans: 100 .
Liefdeloze houding
Dat is niet juist: ik maak me druk om een valse, Multatuli zou zeggen infame column van hem op website Tzum waarin hij mij uitmaakt voor letterdief. En ik maak me vooral vrolijk om Wiener’s eigendunk. De man die zegt dat hij Hermans zijn literaire vader noemt en dat ‘een eervolle vermelding’ vindt – let wel: voor Hermans!
Van Oostendorp schrijft: ‘Wat maakt het nu precies uit wat Wiener precies schreef.’
Ik zou zegen: alles. Wat is dat voor lakse opstelling, voor liefdeloze houding ten opzichte van een schrijver en dus van de literatuur?
Van Oostendorp: ‘Ik zie iemand bezig met zich enorm opblazen omdat dit nu eenmaal moet, en omdat hij bekrompen is.’ Dus zo sympathiek vindt hij me nou ook weer niet. Terwijl ik dit op mijn beurt nou weer weinig sympathiek van hem vind. Want die bekrompene, dat ben ik. Dan weet u dat.
‘Schoorl is bijvoorbeeld boos dat hij in september niet bij de onthulling van de gedenksteen van Willem Frederik Hermans in de Nieuwe Kerk in Amsterdam mocht zijn.’
Nee hoor, ik stelde de veurzitter van het WFH-instituut voor om de door hem gevraagde boekjes te sturen in ruil voor een plaatsje. Dat leek me wel een goede deal. Dat leek me leuk. En terecht: ik ben tenslotte de enige in het hele land die in zijn eentje een heel boekwerk over honderd jaar Hermans heeft doen verschijnen: . . Er zaten in die kerk maar zat mensen die niks met Hermans hebben. Ik heb ze allemaal naar buiten zien komen.
Jammer
Van Oostendorp, sullig polemisch: ‘Waarom mocht Schoorl toen niet op die stoel zitten van de voorzitter van het Willem Frederik Hermans Instituut!’ Ik zou niet willen! Vreselijk lijkt me dat. Ik lees zijn werk liever. En schrijf daarover. Wat me complimenten opleverde van befaamde neerlandici als Frans A. Janssen en Wilbert Smulders.
‘Het is het niveau van een dorpsrel.’ Tja, alle polemiek heeft wellicht iets van een dorpsrel. Maar het gaat mij niet om de rel in het verder zo gezellige Nederlandse dorp, als wel om de zo benepen, nee: bekrompen viering van honderd jaar Hermans.
Van Oostendorp: ‘Misschien is dat waarom de literaire polemiek dood is: de pretentie dat het ergens om ging, dat het allemaal echt vreselijk belangrijk was wie wat waarover schreef, is weg.’
Dat is geen pretentie. Dat is de wens, de hoop dat er nog liefde is voor zoiets als de literatuur. Voor mij is die vreselijk belangrijk, zeker. Marc van Oostendorp kan ik daar niet op betrappen. Jammer.
jan willem bonsema zegt
nou ikzelf kan ook geen goed woord horen over Marc Oostendorp. Terwijl hij schrijft met ogenschijnlijke intelligentie en kennis van zaken, viel hij kompleet door de mand omdat hij zich per abuis door mij op zijn staart getrtapt voelde en mij vervolgens om niks kleineerde. Gek is dat en nu sla ik juist al zijn stukjes over!
helge bonset zegt
Deze reacties zijn wat mij betreft een duidelijke onderstreping van het standpunt van Marc van Oostendorp.