Vorige week nam Martin Bosma (PVV) afscheid als voorzitter van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie. Tijd om vast te stellen dat hij die positie lang heeft geambieerd, maar dat hij er de afgelopen jaren niets van heeft gemaakt.
De Taalunie is een overheidsorgaan: het beleid over de Nederlandse taal en literatuur wordt door haar uitgevoerd. De Interparlementaire Commissie bestaat uit parlementariërs uit Nederland en Vlaanderen (in Nederland zijn dat leden van de Eerste én de Tweede Kamer). In het algemeen spreiden Nederlandse partijen al een stuitend dedain voor dit werk aan de dag: ze zien het niet als een belangrijk deel van de Nederlandse identiteit (terwijl een onderzoek van het SCP bevestigde dat vrijwel alle Nederlanders dat wel zo ervaren), maar als een kleine post van slechts 8 miljoen euro per jaar, waar niemand ook iets bij wil doen.
Gezelligheidsclub
In Vlaanderen is het anders, daar leeft die identiteitskwestie nog wel, maar als er al Nederlandse Kamerleden in deze commissie plaats willen nemen – hét orgaan dat dus uiteindelijk gaat over het beleid voor onze taal heeft vrijwel altijd vacante zetels – dan komen ze niet opdagen bij de vergaderingen. Martin Bosma (PVV), gaf toen ik hem onlangs te spreken kreeg als verklaring dat Kamerlieden kunnen kiezen uit heel veel commissies en dat ze dan de voorkeur geven aan wat glamoureuzere opties, waar bijvoorbeeld wat meer snoepreisjes aan zitten.
Bosma is zelf een positieve uitzondering op de regel, want hij is al vele jaren het meest actieve Nederlandse lid van de IPC, die wél meestal komt opdagen en nu dus ook voorzitter is geweest. Maar er is onder zijn voorzitterschap letterlijk niets gebeurd. De commissie is nauwelijks bij elkaar gekomen (ook niet digitaal) en heeft geen waarneembare discussies gevoerd. Een Vlaams lid van de IPC vertelde me tijdens dezelfde bijeenkomst waar ik Bosma sprak dat het ook moeilijk was om over onderwerpen te spreken omdat er weinig was waarover men het eens zou worden. En dat zei een parlementariër! Alsof de IPC een gezelligheidsclubje is.
Afrikaans
Ook met Bosma was geen serieus gesprek te voeren over de problemen waar we voor staan – hoe zorgen we ervoor dat de neerlandistiek in binnen- en buitenland overeind blijft? Hoe kunnen we het onderwijs verbeteren? Toen we hem vroegen wat de zin was van de IPC noemde hij dat de parlementariërs een aantal jaar geleden een busreis hadden gemaakt langs de taalgrens in België. Dat was heel informatief geweest.
Toen we een beetje doorvroegen – zo’n gewichtige commissie moet toch wat meer ambities hebben dan busreisjes maken –, werd Bosma narrig, en begon hij te verkondigen dat het Algemeen Secretariaat eigenlijk pamfletten moest schrijven tegen de multiculturele samenleving. Ik had het idee dat dit meer provocatie was dan iets waar hij zelf op zat te wachten; hoe dan ook is dat secretariaat nooit bedoeld geweest om pamfletten te schrijven. Het is een beetje zoals hij tijdens zijn laatste vergadering als voorzitter opriep om de studie Afrikaans in Zuid-Afrika te steunen – volkomen bezijden de realiteit die zegt dat het Afrikaans een andere taal is dan het Nederlands en de Taalunie daar dus helemaal niet over gaat.
En dan is Bosma dus de actiefste Nederlandse parlementariër!
In Vlaanderen is er meer aandacht voor het werk van de Taalunie, maar de Vlaamse parlementariërs voeren de discussie over het werk van de Taalunie steeds meer in het eigen parlement, misschien omdat ze er daar de betrokken minister rechtstreeks op kunnen aanspreken. De ware discussie op niveau over de Taalunie werd in ieder geval ook de afgelopen week ook daar gevoerd. Ook hier heeft Bosma tijdens zijn voorzitterschap de afgelopen jaren niets aan willen of kunnen veranderen.
Ronald V. zegt
Dat stukje grond om en nabij de Rijn- en de Scheldedelta met zijn gecultiveerde landschapjes, uit hun krachten gegroeide steden en West-Germaans taaltje bestaat en dient alleen daarom al beschreven en bestudeerd te worden. En daar het hemd, hoe rafelig en smoezelig het soms ook is, nader is dan de rok, dienen zulke beschrijvingen en bestuderingen voortvarend te geschieden.