Té vrij naar Hieronymus van Alphen
De slogan “Mijn ballen wegen 130 gram” van Benny’s Vleesservice uit Nijmegen is dit jaar de winnaar geworden van de Verkiezing van de Slechtste Slogan. De tekst heeft eigenaar Benny van Es zelf verzonnen. Eerst had hij als slogan “Mijn gehaktballen wegen 130 gram” bedacht, maar die feitelijke mededeling heeft hij later veranderd in de dubbelzinnige versie die nu op zijn bedrijfsbus prijkt. Slogans met een woordspeling, vooral als deze seksueel getint zijn, hebben een grotere kans om deze verkiezing te winnen. Niet voor niets eindigde cafetaria Borst uit Wezep als tweede met “De lekkerste Borstvoeding aan huis!” en mocht vorig jaar de Vlaamse dierenrechtenorganisatie Gaia de eerste prijs in ontvangst nemen met de slogan “Laat je poesje knippen voor ze begint te wippen”.
Definitie
Wat verstaan we eigenlijk onder een woordspeling? Taaladvies.net omschrijft het begrip als het bewuste gebruik van een woord of van meerdere woorden in verschillende betekenissen, waarmee vaak een komisch effect wordt beoogd. Een nagenoeg identieke definitie is te vinden op TeamTaaladvies, waar tussen haakjes achter het woord zelf staat dat het een taalkundige term en een stijlfiguur is. Wikipedia noemt het een woordencombinatie waarmee men bewust een komisch of retorisch effect nastreeft. Drie elementen keren in al deze omschrijvingen terug: het gaat om een of meer woorden in verschillende betekenissen, het gebruik is bewust en het beoogde effect is komisch. De voorbeelden op de achterpagina van het tijdschrift Onze Taal – de befaamde rubriek Ruggespraak – zijn volgens deze definities strikt genomen dus geen woordspelingen omdat het bij die door lezers aangedragen knipsels doorgaans gaat om onbewust veroorzaakte dubbelzinnigheden.
Verschillende categorieën
Op Wikipedia worden woordspelingen onderverdeeld in drie groepen: eenvoudig, subtiel en andere vormen. De eenvoudige zijn gebaseerd op homoniemen, dus op woorden die hetzelfde klinken en geschreven worden maar verschillende betekenissen hebben. De winnaar van de SlechtsteSlogan van dit jaar kan hiertoe gerekend worden. Ik neem aan dat een nadere toelichting daarbij niet nodig is.
Bij de tweede soort gaat het om uitdrukkingen die zowel letterlijk als figuurlijk kunnen worden bedoeld en waarbij beide betekenissen verband houden met het onderwerp. Een mooi voorbeeld daarvan is de ondertitel van de recent verschenen biografie die Rick van Leeuwen schreef over een voormalig profvoetballer die als bijnaam de Vuurtoren had: “John van Loen, over de rooie”.
Een derde vorm van woordspelingen bestaat uit het aanpassen van een woord door letters te veranderen waardoor een grappig effect zou moeten worden bereikt. Helaas leidt het vaak tot de verzuchting dat iets wel heel flauw is: “Rudolf geloofde heilig in reïnkanarie”. Maar deze manier kan zeker ook echt grappig én betekenisvol zijn. Zo noemde docent Nederlands Conrad Berghoef het huidige onderwijssysteem met verplichte groepsopdrachten, zelf geformuleerde leervragen en leraren als coach zelf eens gekscherend als “het nieuwe leren van de keizer”. Wie het sprookje van Andersen kent waaraan die typering refereert, weet precies wat Berghoef daarmee subtiel aangeeft.
De enige bron bij het Wikipedia-artikel is een verwijzing naar het Algemeen Letterkundig Lexicon op de DBNL dat voortdurend bijgewerkt en aangevuld wordt. Wie het naadje van de kous wil weten over woordspelingen moet eens rustig de tijd nemen om het lemma daarover te lezen en al klikkend ook alle doorverwijzingen te bekijken. Hoewel de inhoud van dit naslagwerk onovertroffen is, zal het de meeste leerlingen boven de pet gaan. Daarom zou ik in de klas eerder gebruik maken van de indeling van Wikipedia.
Woordspelingen in de klas
De taalkronkels uit de hierboven genoemde rubriek Ruggespraak van Onze Taal kunnen uitstekend worden ingezet in de lessen Nederlands. In samenwerking met uitgeverij Malmberg verschijnt er met enige regelmaat – helaas niet maandelijks zoals Onze Taal vermeldt – een kleine thematische selectie op de website Onderwijs van Morgen (klik hier en zoek op “taalkronkels”). Deze onbedoeld grappige koppen en zinnen kunnen gebruikt worden als introductie bij een les over homonymie, dubbelzinnigheid of correct formuleren. Ook als afsluiting van een lesuur of als luchtig tussendoortje zijn ze geschikt.
Hoe kun je nu op soortgelijke wijze ‘bedoeld’ grappige woordspelingen behandelen? Enkele suggesties:
- Maak zelf een twee-categorieënspel. Dit spel is een vast onderdeel in het programma Radio op ‘n broodje van 3FM-diskjockey Rob Janssen. Luisteraars moeten woordspelingen bedenken bij twee categorieën die bepaald worden door aan een groot rad te draaien. De combinatie toeristische attracties en dieren leverde bijvoorbeeld de volgende inzendingen op: de Tilburgse Kermus, Manneken Pissebed, Champs Elyzeester, de Kneukenhof en Disneyland Patrijs. Een ander voorbeeld is hier te horen.
- Laat leerlingen op basis van deze lijst met 100 woordgrappen een persoonlijke top tien samenstellen. Stel daarna een top tien van de klas samen op basis van de meeste stemmen. Daarna zou je – parallel aan de ‘scheldschade’-meter uit Het Groot Nederlands (of) Vlaams Vloekboek – het ‘zoutgehalte’ van die woordgrappen kunnen meten: van zoet voor de flauwste, via brak, licht zilt, matig zilt, zeer zilt en zout naar pekel voor de grappigste.
- Laat leerlingen zelf zogenaamde apologische spreekwoorden of zei-spreuken bedenken. Het gaat daarbij om spreuken die beginnen met een citaat, gevolgd door een man of vrouw die de woorden sprak en een toevoeging – meestal in de vorm van een woordspeling – die het citaat belachelijk of bespottelijk maakt: “Alles met mate”, zei de kleermaker, en hij sloeg zijn vrouw met de el.
- Maak gebruik van de tekeningen van Evert Kwok, pseudoniem van Eelke de Blouw en Tjarko Evenboer. Hun woordgrappen zijn onder meer te vinden op de officiële website Evertkwok.nl. Leerlingen kunnen bij die cartoons bijvoorbeeld aangeven op welke van de drie eerdergenoemde wijzen de woordspeling gevormd is, het ‘zoutgehalte’ bepalen (zie opdracht 2) of al dan niet in samenwerking met het vak tekenen zelf een woordgrap bedenken en vormgeven.
Enkele jaren geleden hebben Hans Hulshof en Ad van der Logt in het artikel Taal kijken bij Nederlands al eens een lans gebroken voor het toepassen van talige cartoons en strips in het (voortgezet) onderwijs. Een belangrijke rol daarbij is weggelegd voor de woordspeling. Ik sluit me graag aan bij wat zij in het slot van hun artikel concluderen:
“Kennis van de oorzaken van ambiguïteit is belangrijk ter vermijding van communicatiestoornissen. Bij ambiguïteit spelen semantiek, grammatica en logica een rol. Het is voor leerlingen een relevant taalverschijnsel om de taalintuïtie (vaak na een aha-erlebnis) onder woorden te brengen en zo de nauwkeurigheid bij het lezen en formuleren te vergroten. […] Bovendien: wat de leerlingen lachend leren, leren ze goed.”
DirkJan Vos zegt
Waspik – Enschede