Seks in recente Nederlandse romans, 2: De geschiedenis van mijn seksualiteit (Tobi Lakmaker)
Recensies van Tobi Lakmakers vorig jaar verschenen debuutroman De geschiedenis van mijn seksualiteit wijzen er vaak op dat het boek minder over seksualiteit gaat dan de titel doet vermoeden. Ik geloof dat dit niet zo is: er komt weliswaar niet heel veel seks in voor, maar daarmee kan het nog wel over seksualiteit gaan. En een van de weinige expliciete seksscènes is meteen een sleutelscène.
De geschiedenis van mijn seksualiteit is wel vergeleken met Blauwe maandagen van Arnon Grunberg en met The Catcher in the Rye van J.D. Salinger, sterker nog, Lakmaker gaat in zijn eigen boek in op die vergelijkingen. Een belangrijk verschil lijkt mij dat de verteller van De geschiedenis zich er veel bewuster van is een boek te schrijven. Dat leidt af en toe tot opzichtig effectbejag – vergelijk de titels van de drie boeken en probeer te bedenken welk van de drie tot een bestseller moet leiden – maar juist door dat effectbejag zo opzichtig te maken, wordt het onderdeel van het verhaal. Hier is iemand met alle geweld op zoek naar de eigen identiteit, en het schrijverschap is daar net zozeer een onderdeel van als de seksualiteit.
Het is vooral ook heel slim gedaan en dan slim op de manier die grappig is. Lakmaker overdondert de lezers – die hij rechtsreeks aanspreekt met jullie – met een stortvloed aan anekdotes en grappen en verhalen en tearjerkers en herinneringen. En temidden van dat alles staat dan deze seksscène:
Terwijl ik op die bank zat, duwde ze haar borsten in mijn gezicht. Dat vond ik nog wel gezellig. Roos had ook gewoon ongelooflijk grote borsten. Maar ik wilde er niet meer uit vandaan komen. Ik dacht: tot later, we spreken elkaar nog. Maar daar kom je dus niet mee weg tijdens seks. Ze trok haar borsten weer uit mijn gezicht, en toen vroeg ze het: ‘Wat vind jij lekker?’
Van alle vragen op aarde vind ik die denk ik het ergst. Het meest eerlijke antwoord was waarschijnlijk geweest: ‘Als je godverdomme je handen thuishoudt.’ Maar zoiets kun je dus niet zeggen. Het is een beetje alsof je tijdens een voetbalwedstrijd vraagt: ‘Kan die bal hier misschien weg?’ Het kan gewoon niet. Probeer maar.
Tegen jullie durf ik al deze dingen te zeggen, maar tegen haar: ho maar. Dus ik draaide een beetje om de vraag heen, en toen ben ik haar beginnen te beffen. Het maakt mij allemaal niet zoveel uit tijdens seks – zolang ik er maar niet ben. Daarom zocht ik gewoon een nieuwe plek om in te verdwijnen. En ik weet dat het misschien een beetje opschepperig klinkt, maar ik heb haar toen dus laten klaarkomen. En een paar uur later weer. Om dat soort dingen kan ik soms echt een beetje grijnzen.
De allerbelangrijkste woorden in deze passage, misschien in de hele roman: zolang ik er maar niet ben. Ook als elders er sprake is van seks, is deze gedachte niet ver weg. Zo schrijft hij ergens dat hij eigenlijk liever in de Amstel wil springen, die heeft tenminste “geen volgende geliefde met wie het een stuk makkelijker zal gaan”.. Dat is dus Lakmakers seksualiteit: hij wil er liefst zelf niet bij zijn.
Niet alleen beleeft hij dan ook geen enkel plezier aan het eigen lichaam, maar hij biedt dat lichaam ook niet aan de ander aan. Hij krijgt haar borsten in zijn gezicht en dat is ‘gezellig’, maar meer moet je niet vragen. Hij zorgt ervoor dat de ander een paar keer klaarkomt, maar zelfs het genoegen dat hij daaraan beleeft is niet primair sensueel, maar er een van ‘opscheppen’ en ‘grijnzen’. Ook tijdens de seks ontvlucht hij de intimiteit.
En die vlucht voor de intimiteit, die draagt eigenlijk het hele boek. Het wordt je al snel dat de lezers (‘jullie’) vergast worden op een eindeloze stroom anekdotes en verhalen op ongeveer de manier waarop Roos bevredigd wordt: zodat wij een leuke tijd hebben en Tobi zelf er ondertussen weer mee weg komt. Het is pleasen om maar niet in de Amstel te hoeven springen.
Laat een reactie achter