Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (10)
In deze roman in verzen van Diederic van Assenede (ongeveer 1230-ongeveer 1293) is Floris verliefd op Blancefloer, maar zij is helaas gekocht door een islamitische vorst, die als betreurenswaardige gewoonte heeft dat hij vrouwen een jaar de zijne maakt en daarna vermoordt – een gewoonte die hij voor Blancefloer overigens wel wil breken, omdat hij haar zo mooi vindt.
Je kunt Floris en Blancefloer lezen als een lofzang op de taal, als een pleidooi voor literatuuronderwijs. Floris bevrijdt zijn geliefde door gebruik te maken van woorden in plaats van door geweld, en hij is daartoe alleen in staat door een gedegen training in de schone letteren. En Blancefloer overtreft hem misschien nog wel. Uiteindelijk worden de twee minnaars allebei gevangengenomen door de emir, die dreigt hen een kopje kleiner te maken. Maar ook daar blijken taal en goede manieren scherper dan het zwaard. De twee jongelingen getuigen zo welsprekend van hun liefde – beiden smeken om dan maar als eerste te mogen sterven – dat de emir ontroerd raakt.
De dichter gooit dan in onderstaand tekstvoorbeeld een schepje bovenop de taalliefde door te werken met grote hoeveelheden synoniemen voor verdrietig.
Tekstvoorbeeld
Den ammirael jammerde selve so sere
dor al dat hi was verbolghen so.
Hi wart so serich ende so onvro
ende weende so dat hi haers rouwen
nemmeer van jammere conste ghescouwen.
Als hi hoorde dese seerlike woert,
ende hi den enen sach comen voert
om dat hi woude sterven voren,
ende Blancefloere, die hi hadde vercoren,
sach so tonghereke wesen doe,
quam hem so ghedaen jammer toe
dat hijt swaert uter hant liet vallen.
Doe waser bliscap onder hem allen.
Si weenden ende si waren blide.
Alle waren si inder kinder side.
Hertaling
De emir kreeg zo’n spijt
dat hij, hoe boos hij ook was,
zo bedrukt en bedroefd werd
en zo weende dat hij van deernishun smart niet kon aanzien.
Toen hij deze treurige woorden hoorde
en hij de een naar voren zag komen
omdat hij als eerste wilde sterven
en Blancefloer die hij had uitverkoren
in zo een ellendigetoestand zag, toen
kreeg hij het zo te kwaad,
dat hij het zwaard uit zijn hand liet vallen.
Toen was er blijdschap onder hen allen.
Ze weenden en ze waren blij:
Allen waren op de hand van de kinderen.
Over de taal
Het woord admiraal is een van de mooie vroege bijdragen van het Arabisch aan het Nederlands. Volgens het Etymologisch Woordenboek is het een dertiende-eeuws woord voor ‘aanvoerder der heidenen’ en komt het van amīr-al-baḥr dat zoveel betekent als ‘bevelhebber ter zee’. Tegelijkertijd getuigt het woord van een totaal gebrek van inzicht in het Arabisch: al,dat eigenlijk een bepaald lidwoord is bij bahr ‘zee;, werd gezien als een achtervoegsel, misschien parallel aan het Latijnse –alis (bijvoorbeeld in mortalis ‘sterfelijk’). En amir werd admir, misschien omdat er een verband werd gelegd met het Latijnse woord admirare dat in bijvoorbeeld het Oudfrans ook wel als amirare werd uitgesproken. De oudste vindplaats van het woord in het Nederlands is al van begin dertiende eeuw, anderhalve eeuw voor dit verhaal.
Er is wel beweerd dat het verhaal zelf Arabisch van oorsprong is. Waarschijnlijker is het in Frankrijk geconcipieerd, De Vlaming Dirk van Assenede bewerkte de tekst een eeuw later vermoedelijk uit meer dan één Frans origineel. Hij legde zelf uit voor wie hij dat deed:
Dien seldijs danken ghemeenlike
Dat hijt uten Walsche heeft ghedicht
Ende verstandelike in Dietsche bericht
Den ghenen diet Walsche niet en connen.
Vaak wordt aangenomen dat het hier gaat over een adelijke elite die kennelijk geen Frans verstond, maar volgens Willem Kuiper betekent dit fragment niet dat het beoogde publiek van Diederic van Assenede in het geheel geen Frans verstond maar dat de lastige Franse tekst verheldering behoefde.
Volgens Kuiper waren Van Assenedes lezers misschien studenten – vandaar die warme aanbevelingen van de literatuur. De schrijver richtte zich in ieder geval op een geleerd en taalminnend publiek, misschien van studenten, voor wie het object van die liefde het Dietsch was, een taal waarvan de geografische grenzen op dat moment niet goed konden worden vastgesteld, maar die zich in ieder geval onderscheidde van het Latijn én van een ander conglomeraat van volkstalen, het ‘Waals’.
Verder lezen
In de DBNL staat zowel de oorspronkelijke tekst als een hertaling in proza door Ingrid Biesheuvel.
Met dank aan Frank Willaert en Willem Kuiper.
Jan Uyttendaele zegt
Voorstellen om met dit verhaal in het hedendaagse literatuuronderwijs aan de slag te gaan zijn te vinden in deze uitgave: https://neerlandistiek.nl/2015/12/floris-ende-blancefloer-van-diederic-van-assenede-door-jozef-janssens-e-a/