De neerlandistiek heeft een van zijn parels verloren. Mensen zoals Jan Fontijn maakten de neerlandistiek in de jaren zeventig en daarna tot een geliefd en gerespecteerd vak aan de universiteit. Voor mij was hij, toen ik in 1966 Nederlands ging studeren, de meest inspirerende docent van allemaal. De hoogleraren van toen vielen bij hem in het niet. Van hem heb ik het echte lezen van literatuur geleerd. Close reading, jazeker, hij bewonderde de Merlyn-school. Maar close reading was voor hem alleen de vaardigheid om verder te kunnen – om een tekst te doorgronden en daarna de breedte en de diepte in te kunnen. Nietzsche, Proust, Freud, Schopenhauer haalde hij erbij, liet verbanden zien, doorgrondde de literatuur in al zijn facetten en met al zijn tentakels naar andere schrijvers en naar de maatschappij.
Hij wist hoe hij het beste uit zijn studenten kon halen, en hij werkte dan ook graag met ze samen. Na afloop van een cursus maakte hij met hen gestencilde eindproducten van hoog niveau, zoals die over het werk van een van zijn lievelingsauteurs, W.F. Hermans. Met enkele van zijn studenten, Inge Polak, Diny Schouten, Gideon Lodders, schreef hij vernieuwende studies.
Beperkt was hij niet in zijn voorkeuren: of het nu over modernisme of symbolisme of naoorlogse auteurs ging, over Fritzi Harmsen ten Beek, Edgar du Perron, Frans Coenen, Louis Couperus of de vele buitenlandse auteurs die hij adoreerde: Stendhal, Petrarca, Marcus Aurelius, Arthur Rimbaud, altijd weer wist hij het persoonlijke met het algemene te verbinden. Hij was ook openhartig over zichzelf: zijn boek Opgebouwd uit hetzelfde, over broers en zusters in de literatuur, begint met een prachtig en ontroerend hoofdstuk over zijn eigen zusters. Zijn Biefstuk en benzine noemde hij een roman, maar die kan gelezen worden als de autobiografie van zijn jeugd.
Op 13 juli 2021 schreef hij op zijn Facebookpagina, met lichte trots maar ook met die fijnzinnige ironie die hem kenmerkte, dat hij ‘tot nu toe’ 22 boeken had gepubliceerd. Het 23ste is op 2 december verschenen, over leven en werk van Stendhal.
Zijn werk hoort bij het beste wat de neerlandistiek heeft opgeleverd. Veel indruk maakte, lang geleden al, zijn gewaagde interpretatie van Louis Couperus’ verhaal ‘De binocle’, een interpretatie die nog steeds opgeld doet en op middelbare scholen een eyeopener werd. Zijn biografieën van Frederik van Eeden en van Jacob Israel de Haan zijn voorbeeldig en hebben niet voor niets veel erkenning en bekroningen gekregen. Hij is degene die Carry van Bruggen opnieuw in de belangstelling en in de canon gebracht heeft. Leven in extase, het boek over decadentie en mystiek in de literatuur rond 1900, zou op de verplichte leeslijst van studenten Nederlands moeten. Zijn essays over de biografie, over familieverhoudingen in fictie of werkelijkheid, zijn biografische opstellen, ze zijn allemaal even belangrijk en waarachtig.
Jan Fontijn muntte niet alleen uit door kennis, inzicht, eruditie en leesvermogen. Nog dierbaarder dan de neerlandicus was mij de mens Jan. Ik leerde hem kennen als docent, ik werd zijn collega en toen leerde ik hem echt kennen. Hoe hij zijn vrouw adoreerde, hoe hij zich niet geneerde om zijn aanhankelijkheid aan de hond te tonen, hoe hij vriendschappen cultiveerde, hoe vreemd jaloezie hem was, het maakte hem voor mij de dierbaarste collega die ik gehad heb.
Kort geleden becommentarieerde Fontijn een citaat van Nietzsche over de uniciteit van ieder mens: ‘Durven jezelf te zijn. Niet opgaan in de massa. Eerlijk durven zijn. Geloven in dat wat je doet, wat je verlangt en gelooft.’ Zo leefde Jan Fontijn, zo was hij.
Dick Welsink zegt
Een mooi stuk, Marita. Je schetst Jan ten voeten uit.
ingrid hoogervorst (@IHoogervorst) zegt
Helemaal mee eens. Jan Fontijn was de aardigste docent van het Instituut en de enige die artikelen en boeken schreef die wij, studenten, niet enkel interessant of belangwekkend vonden maar ook leuk om te lezen. Een ze
ldzaamheid in de jaren ’70!
Jaap Goedegebuure zegt
Een mooi en warm eerbetoon aan Jan Fontijn, elk woord ervan is 100 % waar!
Jean Frins zegt
Hoe onverwacht! Als promovendus heb ik Jan Fontijn als benaderbaar en behulpzaam ervaren, toen ik nog maar vorig jaar deze grote kenner van Tachtig om hulp vroeg in de afrondende fase van mijn biografisch proefschrift naar Frans Erens. Een te betreuren verlies. Jean Frins.
Jos Biemans zegt
Inderdaad een parel van de neerlandistiek en een parel als mens. In de tijd dat Jan werkte aan zijn biografie van Van Eeden, en later eveneens, een graag geziene gast bij de handschriftenafdeling van de UB-Amsterdam, we hadden steeds tijd voor elkaar. Om nooit te vergeten. Jos Biemans
Joep Hesseling zegt
Jan Fontijn was ook cricketer, bij CRIC van het Ignatius College.
Net als Herman Gorter.
Een goede offbreack bowler, met een mooi huppeltje in zijn aanloop en een batsman met een recht bat. Vaak fielder aan de offsite, met een prima inworp. Hij had een onderkoeld gevoel voor humor, en ‘liep’ als hij out was, daar hoefde de umpire de vinger niet voor op te steken. Hij was op mijn wedstrijd toen ik 50 jaar cricketer was.
Joep Hesseling.