“Ik drem faan Oomram” waren de laatste woorden die Nils tot zijn vrouw Ritva sprak. Zonder nog wakker te worden is hij de volgende dag, 10 januari, in het ziekenhuis van Niebüll overleden. De cirkel was rond. De Noordfriese taal van het Duitse waddeneiland Amrum was het eerste van de Friese dialecten waaraan Nils zijn gehele leven heeft gewijd.
Nils werd in 1931 geboren in Stora Malm in Södermanland, Zweden als zoon van Rudolf Århammar en Elisabeth Andersson. Aanvankelijk groeide hij op bij zijn ouders op de boerderij in de buurt van Vingåker. Van 1942 tot 1950 bezocht hij het Gymnasium in Örebro, waar hij vanwege de afstand bij zijn strenggelovige tante moest wonen. Aansluitend aan de middelbare school vervulde hij zijn militaire dienst op Gotland. In 1951 kon hij beginnen aan zijn universitaire studies Duits, Engels en Fonetiek in Uppsala, Münster en Marburg.
Het jaar 1957 was op meerdere terreinen een mijlpaal in het leven van Nils. Zijn professor in Uppsala, Ernst Löfstedt, had Nils in contact gebracht met het Fries en in dat jaar startte Nils als wetenschappelijk assistent onder mentorschap van Löfstedt een onderzoek naar de dialecten van de waddeneilanden Föhr en Amrum. In deze periode legde hij de basis voor de door hem gekoesterde persoonlijke contacten met informanten, die hij jaarlijks bleef bezoeken. In datzelfde jaar huwde hij de Deense Kristine Nielsen. Zij kregen twee zonen, Erik en Sven. Het huwelijk hield geen stand. In 1986 huwde Nils voor de tweede maal, nu met de Finse Ritva Mikkola.
Ook in 1957 publiceerde Nils zijn eerste wetenschappelijke artikel. Sindsdien volgden tot aan zijn dood meer dan 150 grotere en kleinere bijdragen[i]. Daarnaast schreef en redigeerde hij voor het maandelijkse tijdschrift Der Helgoländer vanaf 1974 zo’n 650 artikelen onder de titel Halunder Spreek. Als uitgever was hij verantwoordelijk voor de periodieken Us Wurk (1977-1988), Fryske Nammen (1981-1989), Atlas Linguarum Europae (1986-1990), Nordfriesisches Jahrbuch (1989-1996), de bundels Scripta Frisica (1979), Miscellanea Frisica (1984) en Aspects of Language (1986), en een tiental Noordfriese tekstedities. Van belang zijn met name zijn bijdragen over het Noordfries en de Noordfriezen in het Handbuch des Friesischen (2001).
Zijn wetenschappelijke carrière leidde hem naar Kiel, waar hij onder andere meewerkte aan het Noordfries woordenboek, en vervolgens naar Marburg als lector Zweeds (waarnaast ook Fries, Middelnederduits en Middelnederlands), waar hij in 1974 gehabiliteerd werd voor “Germanische Philologie mit besonderer Berücksichtigung des Friesischen und Niederdeutschen”. Daarna volgden Groningen als hoogleraar Fries en Gotisch (1977-1988) en uiteindelijk Flensburg als hoogleraar bij de lerarenopleiding Fries, in combinatie met het directeurschap van het Nordfriisk Instituut te Bredstedt. Na zijn emeritaat in 1996 bleef hij nog jarenlang actief als gasthoogleraar aan de universiteit van Flensburg.
Ik heb Nils leren kennen als een nuchtere maar humorvolle man, een nauwgezette perfectionist met een niet aflatende werklust. Nog op zijn sterfbed gaf hij, helder van geest, Ritva instructies hoe een artikel voor de bundel voor Hans Frede Nielsen af te maken. Ik heb het geluk gehad om in Groningen college Oudfries bij hem te mogen volgen. Na die periode is het contact als vriendschap voortgezet. Begin jaren negentig kon ik Nils en Ritva helpen door voor het Helgolands woordenboek een geautomatiseerde redactie-omgeving te bouwen. In 1998 verscheen een eerste versie Duits-Helgolands, raadpleegbaar op internet. Het deel Helgolands-Duits is (nog) niet verschenen.
Zijn publicaties en materiaalverzamelingen, met name de door hem gemaakte bandopnames, in schrift uitgewerkt door Ritva en inmiddels door digitalisering geconserveerd, zijn van onschatbare waarde voor onze kennis van de met uitsterven bedreigde dialecten van Föhr, Amrum, Sylt en vooral Helgoland. Vele vakgenoten heeft hij belangeloos met raad en daad bijgestaan. Zijn werk voor de Noordfriese dialecten werd ook buiten de wetenschap gewaardeerd: in 2001 ontving hij de C.P.-Hansen-prijs van Sylt, in 2011 werd hij tot ereburger van gemeente Helgoland benoemd en in 2014 kreeg hij de Hans-Momsen-prijs van de Kreis Nordfriesland.
Aan de universiteit van Flensburg legde hij de basis voor de didactiek van het Noordfries. Naar zijn mening kan men het Noordfries echter alleen van de ondergang redden als ouders en kinderen thuis Fries blijven spreken. Laten we hopen dat mede door de inzet van Nils deze dialecten niet verloren gaan.
[i] Zie de lijst van publicaties in: A Frisian and Germanic Miscellany Published in Honour of Nils Århammar on his Sixty-Fifth Birthday. Edited by Adeline Petersen and Hans F. Nielsen. Odense/Bredstedt, 1996 (NOWELE 28/29).
Hennie Lasker zegt
Ik ben na de tweede wereldoorlog geboren in Ysselsteyn gemeente Venray. Daar werd dus Limburgs gesproken, natuurlijk niet door mijn ouders. Ik was bijna drie jaar toen wij weer naar de geboortestreek van mijn ouders verhuisden. Dat was in Emmer-Compascuum gemeente Emmen. Dat was wel in Drenthe, maar er werd hetzelfde dialect als in Ter Apel gesproken. Ik ben getrouwd met een echte Groninger uit Foxhol. Wij hebben altijd in het dialect met onze drie zonen gesproken. Als ik Limburgs op de radio hoor, gaan de rillingen over mijn rug. Mijn moeder leerde mij om Nederlands met diegene te spreken, die ons dialect niet machtig was.