In de Historie van joncker Jan uut den Vergiere, zoals gedrukt door Harman Janszoon Muller, Amsterdam ca. 1590, ontbreken het slot van capittel 26, de capittels 27 en 28 alsook het begin van capittel 29. Een onbekende Duitse bezitter of bibliothecaris heeft dit opgemerkt en genoteerd:
Deze historie is door Muller gedrukt als een dun boekje, samengesteld uit 7 binio’s (katernen van 2 dubbelbladen), gesigneerd A-G, tezamen 28 bladen oftewel 56 bladzijden. De opbouw is regelmatig, wat gebruikelijk is voor herdrukken. Vaak stond een eerdere druk model, die kolom-voor-kolom door de zetter(s) gekopieerd werd. Ik stel mij voor dat dit soort boekjes voor drukkers die middeleeuwse teksten in hun fonds hadden, ‘bijverwarming’ was. Als het stil was in de drukkerij kon Muller om zich heen kijken en zien welke longseller bijna uitverkocht was en een nieuwe oplage kon gebruiken. Dan werd er een oude letterkast op de bok gezet met inmiddels door het vele gebruik versleten zetsel en dan werd zo’n boekje tussen het serieuze, in-opdracht-drukwerk door in hoog tempo gezet en over de pers gehaald. Aan correctie werd niet of nauwelijks gedaan. Dat hield alleen maar op.
Het hiaat bevindt zich tussen bladzijde G2verso en G3recto, dat is in het hart van het laatste katern. In het onlangs gedigitaliseerde boek is het bindgaren zichtbaar. Dat laat inderdaad ruimte open voor de mogelijkheid dat dit laatste katern geen binio maar een ternio (3 dubbelbladen) had moeten zijn. Op de voorgaande 26 bladen pasten bijna 26 capittels. Er ontbreken het slot van capittel 26, twee complete capittels (27 en 28) en het begin van capittel 29. Als dat niet al te grote capittels waren dan zou dat zonder houtsnede(n) in theorie net op 1 (hier ontbrekend) dubbelblad hebben kunnen passen. Opvallend is dat in alle voorgaande katernen het derde blad genummerd is: A iij., B iij., C iij., D iij, E iij. en F iij., maar dat de signatuur G iij. ontbreekt. In theorie zou G iij. op het ontbrekende blad hebben moeten staan. Het heeft er alle schijn van dat iemand in de drukkerij ergens in het proces tussen zetten en binden een fout gemaakt heeft. Göttingen is gevraagd om eens naar dat G-katern te kijken: welke bladzijde zit aan welke bladzijde vast? Is dat bekend dan kan de drukvorm gereconstrueerd worden.
Het zou allemaal niet zo erg geweest zijn als er een compleet tweede exemplaar van deze ridderroman bewaard gebleven was, of veel beter nog , de oorspronkelijke versroman (zo die er geweest is), waarvan deze prozaroman een bewerking is. Vergelijking met de Hoogduitse Johan uz dem Vergiere biedt nauwelijks soelaas, want de voorstelling van zaken aldaar verschilt nogal, en ook is er in deze fase van het verhaal geen logische aansluiting van de Duitse tekst op de Nederlandse (of andersom).
In Johan uz dem Virgiere ontploft Johan van woede als hij na het redden van de stad Rome van de hongerdood door de inblazingen van de verrader Gaveron opnieuw afgewezen wordt als echtgenoot van keizersdochter Clarie / Clarisse. Johan dreigt zijn geloof af te zweren, over te lopen naar Machmet en het Romeinse Rijk in de as te leggen. Om Johan te kalmeren en haar eigen standpunt in dezen duidelijk te maken neemt Clarie Johan mee naar haar kamer, alwaar de anderhalve meter niet in acht genomen wordt en Johan een zoon bij haar verwekt.
Johan verlaat Rome en rijdt vier jaar lang doelloos door Europa totdat hij op een goede dag zijn vader Ruprecht incognito ontmoet en verslaat. Dankzij een ring kan het overtuigende bewijs van bloedverwantschap geleverd worden. Ruprecht gaat nu op weg naar Rome om Gaveron te straffen voor zijn verraad, Johan gaat naar het hof van de Franse koning om hem om een ‘bede’ te vragen: het in de echt verbinden van zijn vader en moeder. De koning stemt toe als dat in zijn macht ligt. Tijdens het avondmaal mag Johan aan tafel bedienen en vestigt zo de aandacht van zijn moeder op zich omdat hij een ring draagt die zij aan haar minnaar Ruprecht gegeven heeft. Maar zodra moeder en zoon elkaar herkend en in de armen gesloten hebben, wordt Parijs bedreigd door twee reuzen, Reinwart en Isenwit, nadat die daarvoor al het land tussen Lofen en Parijs verwoest hadden. Beiden zijn zo lang dat ze over de muur kunnen kijken.
Waar lag / ligt “Lofen”? Het toponiem komt niet voor in de Mittelhochdeutsche Begriffsdatenbank (het Duitse REMLT), evenmin trouwens als de namen van die twee reuzen. Gaat het hier om Leuven in België of het Utrechtse Lofen? In beide gevallen komen de reuzen uit het noorden en niet uit het zuiden, zoals in onze historie.
Natuurlijk durft niemand het op te nemen tegen één van die twee reuzen behalve Johan, die de reus Isenwit haast moeiteloos verslaat en daardoor zijn bede door de Franse koning ingewilligd ziet: het huwelijk van zijn vader en moeder, waarmee hij zichzelf bevrijdt van het stigma ‘vondeling’. Omdat de Franse koning kinderloos en inmiddels hoogbejaard is, biedt deze hem de kroon van Frankrijk aan. Johan gaat hier niet op in. Hij wil naar Rome om daar zijn recht te halen.
Hoe dan ook. In het verloren gegane Amsterdamse stuk tekst zal heer Jan de Sarasijnse reus verslagen hebben, zijn vader en moeder met koning Lodewijk verzoend en beiden in de echt verbonden hebben, waardoor hij vondeling af is en en passant erfgenaam van de Franse kroon geworden is.
Laat een reactie achter