In 1662, veertien jaar na het beëindigen van de Tachtigjarige Oorlog, verscheen in Maastricht het boekwerkje ‘La dispute de Mastrecht’. Het is een twistgesprek in de vorm van een briefwisseling tussen de franciscaan Bartolomeus d’Astroy en Johan van Hamerstede, de dominee van de protestante gemeenschap in Maastricht. De auteur van het in Luik gedrukte boekje wordt ‘un Ecclesiastique de la Ville de Liege’ genoemd, ‘een geestelijke uit Luik’, achter wie een van de briefschrijvers schuil gaat: Bartolomeus d’Astroy, die door de Luikse bisschop naar Maastricht was gestuurd om daar in het Frans te prediken. De twee opponenten waren gerenommeerde verdedigers van hun religies, die in het midden van de 17e eeuw in Maastricht op basis van gelijkwaardigheid naast elkaar konden bestaan.
Die formele gelijkwaardigheid van katholicisme en protestantisme was ontstaan in 1632, het jaar nadat stadhouder Frederik Hendrik met zijn Staatse leger Maastricht succesvol had belegerd en ingenomen. Met die verovering hadden de protestanten het recht op uitoefening van hun geloof en het bezit van een deel van de kerkgebouwen in de stad verworven. De Maastrichtse katholieken waren hun rechten echter niet kwijtgeraakt, zoals elders wel het geval was. Dat was te danken aan de ‘tweeherigheid’ van de stad, die al eeuwenlang bestuurd werd door enerzijds de bisschop van Luik en anderzijds de hertogen van Brabant, later de Habsburgse dynastie, waarvan de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1632 het bewind overnamen. In het capitulatieverdrag was de gelijkwaardige behandeling van beide religies gegarandeerd. De overdracht van de kerkgebouwen, met name van de Sint-Jan, had wel protesten uitgelokt, maar tot een handgemeen was het niet gekomen. In de gebieden buiten Maastricht die volledig onder Staats gezag waren gevallen, ging het er vaak minder vriendelijk aan toe, zoals in Meerssen. Daar was na de ratificatie van het zogenaamde Partagetraktaat in 1661 de kerk onder protestants bewind gekomen. In het uitdrijvingsbevel kregen ‘alle Papen ofte Paepsche Priesters ende Pastooren van wat name, ordre, ofte conditie die oock syn, geene uytgesondert’ te horen dat zij vóór 1 mei van het jaar 1662 hun woningen moesten ontruimen en het land verlaten op straffe van ‘na de placaten van het Land te sullen worden gecorrigeert’.
De rivaliteit tussen beide geloven leidde eerder tot confrontaties tussen de gezagsdragers dan tot onderlinge ruzies van gelovigen. Dergelijke confrontaties werden vaak uitgevochten in een religieus dispuut waarin vertegenwoordigers van beide kerken verschillende theses of stellingen betrokken ten aanzien van een leerstellig onderwerp. Populair waren bijvoorbeeld de transsubstantiatie (de verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus), het aanroepen van heiligen en de verering van heiligenbeelden.
De briefschrijver van protestante zijde uit ‘La dispute de Mastrecht’, dominee Johan van Hamerstede, gold als een buitengewoon vurig predikant en zelfs aanstichter van onrust. Er bestaan diverse geschriften waarin zijn toon scherp veroordeeld wordt. Ook zijn optreden ten tijde van de gedwongen overdracht van de Meerssense basiliek kon rekenen op heftige kritiek van katholieke zijde. Hamerstede was met een groot aantal geloofsgenoten uit Maastricht naar de eerste gereformeerde dienst in Meerssen getrokken, en was daar tijdens zijn predicatie zo fel van leer getrokken zijn tegen alle ‘paapse superstitie’ (paaps bijgeloof), dat het verzamelde kerkvolk aanstalten maakte om eigenhandig de kerk van sporen daarvan te zuiveren. Gelukkig wist de aanwezige drossaard van Valkenburg een dergelijke bestorming te voorkomen.
De katholieke d’Astroy werd ‘de missionaris van Maastricht’ genoemd, en was blijkbaar uit heel ander hout gesneden. In een necrologie wordt hij naast zijn geleerdheid geroemd om zijn zachtmoedigheid: hij was ‘een oog voor de blinden, een voet voor de kreupelen en voorspreker voor weduwen, wezen en armen’. Dat hij daarnaast de protestanten fel wist aan te vallen leverde hem de titel ‘Fleau des Gueux’ (Gesel der Geuzen) op, wat gezien de toon die hij in zijn brieven aanslaat, waarschijnlijk wel op zijn plaats is.
Voor de directe aanleiding tot het verschijnen van ‘La Dispute de Mastrecht’ moeten we naar 12 februari 1662, naar de protestante Sint-Janskerk. Op die dag werd een zekere Hubertus Munsterman, voorheen de kapucijn Pater Desiderius, opgenomen als lid van de Hervormde Gemeente Maastricht. Dit had vooraf al enige opwinding aan katholieke zijde veroorzaakt toen het protestante kerkbestuur een collecte had gehouden voor de armlastig geraakte afvallige – of bekeerde, zo men wil – Munsterman om hem van gepaste kledij voor de plechtigheid te voorzien. De dienst werd geleid door niemand minder dan dominee Hamerstede die er een waar spektakelstuk van maakte. Buiten stond het toegestroomde katholieke volk. Toen dat ter ore kwam dat de dominee tijdens de preek de roomse kerk uit had geroepen tot ‘de deerne Babylons’, was de rel compleet. In een Maastrichtse kroniek uit die tijd wordt melding gemaakt van een grote menigte jongeren, die de arme kapucijn gestenigd zou hebben als ze niet tegengehouden waren door ruiters en voetvolk.
Op aandringen van zijn kerkleden besloot Hamerstede de preek in druk uit te geven, die verscheen onder de titel ‘Den ontkapten capucijn’ (een woordspeling:‘kapucijn’ komt van ‘cappuccino’: kapdrager). Het boek was gericht aan alle ‘Roomsgezinde tot Mastrich’. Inhoudelijk was er weinig nieuws onder de zon, het zijn dezelfde grieven die de protestantse kerk al meer dan een eeuw tegen het katholieke geloof in stelling bracht. Het is de felle toon en het hameren op de roomse kerk als ‘de Babylonische hoere, bekleed met purper ende schaarlaken, hebbende in hare hand eenen gouden drinckbeker vol van grouwelen ende van onreynicheyt harer hoererije…’ die ervoor zorgden dat de rel nog een lange nasleep kreeg.
Tot in Vlaanderen kwamen katholieke kopstukken tegen Hamerstede in het geweer. Zo publiceerde de Vlaamse boer en polemist Aernout van Geluwe ‘De Vlaemsche boeren knodse, om den ydelen loosen alarm uytgheblasen van domine Hamerstede nieu ghereformeert predicant van Maestricht als roock te doen verdwijnen’, en schreef de jezuïet Cornelius Hazart een schotschrift over ‘Den schreeuwenden blinden opziender met naeme Ian van Hamerstede’. Maar het waren vooral de beschuldigingen van een aantal Maastrichtse kerkdienaren die een reactie van Hamerstede uitlokten. Hij riep via plakkaten zijn tegenstanders op tot een openbaar dispuut, waarin hij alvast aankondigde vast te houden aan wat hij in zijn traktaat ‘Den ontcapten Capucijn’ reeds had beweerd, namelijk dat de Roomse Kerk de Hoer van Babylon is waarover Johannes heeft gesproken in zijn Openbaringen.
Bartholomeus D’Astroy bevond zich tijdens die tumultueuze periode in Frankrijk, maar hij was nog niet in Maastricht teruggekeerd of hij nam Hamerstedes handschoen op en schreef een verweerschrift: Le Marteau rompu et mis en pieces’ (de hamer in stukken gebroken). Hij presenteerde vijf stellingen waar het dispuut volgens hem over moest gaan. Dit geschrift stuurde hij naar Hamerstede, die een brief op poten liet bezorgen aan d’Astroy door niemand anders dan ‘den ontkapten capucijn’, Hubertus Munsterman. (De brief werd in druk door d’Astroy in ‘La dispute de Mastrecht’ opgenomen).
Monsieur, I’ay veu & regardé comme en passant, vôtre Marteau rompu, qui est la montre de vôtre Babylon veritablement mise en piece. Ie m’esmerveille qu’un si brave Guerrier, lequel sçait si bien ranger les escadrons & qui a la reputation entre les Romanistes de Mastrecht d’être Le Fleau des Gueux, cependant se porte si froidement pour la cause de sa Mere, & ne nous advance que des choux cent fois recuits.
Mijnheer, ik heb een blik geworpen op uw ‘Gebroken hamer’, die waarlijk een levensgetrouw beeld schildert van uw verscheurde Babylon. Het verbaast mij hogelijk dat een zo dapper strijder, die zijn troepen zo goed in stelling weet te brengen en die bij de Roomse Maastrichtenaren bekend staat als de Gesel der Geuzen, zich desondanks zo lauw opstelt als het om zijn Moeder (de kerk) gaat, en ons slechts honderd maal opnieuw gekookte kool voorschotelt.
Hamerstede wenste slechts één these te bespreken, bovendien stelde hij d’Astroy een ultimatum: deze diende binnen acht dagen te verschijnen, anders zou hij in het openbaar te kijk worden gezet als ‘un déserteur de sa cause’, deserteur van zijn zaak!
Ondanks zijn drukke werkzaamheden reageerde d’Astroy onmiddellijk – we schrijven intussen 20 juni 1662 – met een epistel waarin hij meldde vast te houden aan het aantal van vijf theses en daarbij de bewijslast bij de uitdager Hamerstede legde. Vier dagen later kwam diens antwoord, opnieuw bezorgd door Munsterman. Onder het oog van vele officieren, soldaten en een menigte volk overhandigde hij de brief aan d’Astroy toen deze per schip uit Luik in Maastricht arriveerde. Hamerstede berichtte dat hij bleef vasthouden aan één these en hij stelde bovendien de voorwaarden waaronder het openbare dispuut zou moeten plaatsvinden.
Een en ander leidde tot nog meer brieven over en weer, Hamerstede liet zelfs een nieuw boekje drukken waarin hij de franciscaan persoonlijk aanviel: ‘De Minnebroeder in zijn Kappe of loose alarm’. Dat was blijkbaar de druppel die voor d’ Astroy de emmer deed overlopen, hij bundelde zijn correspondentie met Van Hamerstede, inclusief diens plakkaten, in ‘La dispute de Mastrecht’. In zijn inleiding schreef hij, de woelige periode samenvattend:
Entretemps quelque Capucin degouté de sa vocation, a publiquement apostasié, & le Sieur de Hamerstede (ieune & nouveau ministre) se servant de ce sujet, a declamé contre l’Eglise Romaine & les Papes avec tant de chaleur, que s’oubliant de sa personne, il a semblé traiter une action criminelle, au lieu d’un Sermon. Et parce que sa voix quoy que fort, ne pouvoit se dilater selon son desir, il a emploié la presse des Imprimeurs, pour faire voir aux yeux des Lecteurs, ce que la langue & resonnance dudit Sieur Hamerstede n’avoit sceu couler dans les oreilles.
Onderwijl heeft een Capucijn, afkerig geraakt van zijn roeping, publiekelijk zijn geloof afgezworen en heeft de heer van Hamerstede (de jonge en nieuwe predikant) van de gelegenheid gebruik gemaakt om zich uit te spreken tegen de Roomse kerk en de pausen met zoveel vuur, dat hij zichzelf vergat en het wel leek of hij een criminele daad behandelde in plaats van een preek. En omdat zijn stem, hoewel krachtig, naar zijn zin niet ver genoeg uitwaaierde, heeft hij gebruik gemaakt van de drukpers om de lezer onder ogen te brengen wat de taal en galm van genoemde heer Hamerstede niet in de oren vermocht te laten stromen.
Intussen had het openbare dispuut tussen Hamerstede en d’Astroy nog steeds niet plaatsgevonden. Uit ‘La dispute de Mastrecht’ valt op te maken dat het Hamerstede was die het evenement blijkbaar ontweek. D’Astroy beschrijft hoe zich uitstekende gelegenheden voor de dominee voordeden om zijn tegenstander uit te nodigen, maar het bleef stil aan protestantse zijde. Ook nog een jaar later, tijdens de hervormde synode die gehouden werd in Maastricht in de zomer van 1663, hield d’Astroy zich beschikbaar in de stad. Maar hij wachtte tevergeefs. Van een publiek debat tussen beide opponenten is het, ondanks alle hoge woorden, nooit gekomen.
Literatuur
‘La dispute de Mastrecht; en lettres reciproques entre F. Barthelemy d’Astroy, recollet de Liege et le sieur Iean de Hamer-stede, Ministre de la pretenduë Reformée’, par un Ecclesiastique de la Ville de Liège, A Liege Chez la Vefve de Bauduin Bronckart, 1662. Convoluut SB 6101 F 12.
E. Sloots o.f.m., ‘C. Pater Bartholomeus d’Astroy; een apologeet uit de zeventiende eeuw en Maastrichts missionaris’, in PSHAL 78 (1942-1946), p. 85-128
Ludovicus Loyens, ‘Chroniek der stad Maastricht’, in De Maasgouw (1902), p. 14-15
W.A.J. Munier, Het simultaneum in de Landen van Overmaas […] 1632-1878 (1998) p. 110-187
Jos Habets, ‘Beknopte geschiedenis der proosdij van Meersen’, in PSHAL 25 (1888), p. 60
Literatuurportret is een online reeks over Limburgse auteurs en literaire thema’s onder redactie van Ben van Melick en Ine Sijben. De portretten verschijnen op de afdeling Literatuurgeschiedenis van de site van het LGOG (Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap). Alle literatuurportretten l eest u hier.
R.J.G.A.A. Gaspar zegt
Een degelijk en goed geschreven verhaal, Hannie!