Uit Het einde van de poëzie, de nieuwe bundel van Mark Boog.
Ik stapte uit bij halte Definitief Vervallen
en ik zag de landerijen,
de boezem van de Oude Zederik,
overwoekerd door struikgewas
dat ouder leek dan wij.
Een speeltoestel van autobanden,
lang verlaten, snoeppapiertjes
van inmiddels onbekende merken.
En de grijze dag, de knotwilgen
en hun onbedwingbare eigenschappen,
en dat ik hier, jij daar,
maar dat verandert allemaal weer.
Ik stapte uit, en weer in,
de namen van de dingen
klonken luid in de zeer vermoeide middag.
Mark Boog (1970)
uit: Het einde van de poëzie en andere gedichten (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter