Het nieuwe nummer van Nederlandse Letterkunde geeft in veel opzichten stof tot nadenken. Het is een nummer waarin jonge onderzoekers terugkijken op het begin van het tijdschrift, in 1996. Deskundigere mensen dan ik zouden eigenlijk moeten reflecteren over de vakinhoudelijke reflecties, maar in het artikel van Nelleke Moser over de tijdschriftenrubriek Periodiek gaat het een paar keer over Neder-L. In het bijzonder citeert ze het volgende uit 1999:
Omdat de informatie in Neder-L vaak betrekking heeft op zaken en gebeurtenissen die al voorbij zijn op het moment dat deze Periodiek-aflevering verschijnt, kan men zich voor een actuele stand van zaken beter op Neder-L abonneren (…).
Waarop ze verzucht “Een papieren tijdschrift dat de lezer voor werkelijk actuele informatie doorverwijst naar een elektronisch tijdschrift – wat betekent dat voor de toekomst van de rubriek?”
Omdraaien
Desalniettemin, zo rekent Moser voor, verdween de tijdschriftenrubriek uit Neder-L ongeveer tegelijkertijd met die in Nederlandse letterkunde: de tweede in 2004, de eerste in 2003. Ze lijkt dat dus begrijpelijk te vinden. De onderzoeker kan tegenwoordig zo gemakkelijk van alles vinden, die heeft eigenlijk geen gidsen meer nodig. Bovendien is het vak zo versnipperd geraakt, en zijn onderzoekers zoveel internationale tijdschriften gaan volgen, dat het niet meer te doen is om een rubriek als Periodiek te maken.
Dit deed me beseffen: ik ben het daar niet mee eens. Juist die versnippering en die individualisering van het onderzoek maken een rubriek als Periodiek noodzakelijk: misschien niet op papier, maar wel elektronisch – of dat nu bij ons op Neerlandistiek is of ergens anders. Mosers argumenten kun je namelijk precies omdraaien.
Natuurlijk kan iedereen voor zichzelf een weg zoeken door de eindeloze jungle die het wetenschappelijk tijdschrift heet. Ik houd er op Browzine zelf ongeveer 60 bij: dat zijn de tijdschriften waarvan ik dus automatisch de inhoudsopgaven te zien krijg, en alle artikelen kan lezen. Daarnaast houd ik denk ik nog ongeveer 10 tijdschriften bij die niet in Browzine staan. Sommige van die tijdschriften interesseert waarschijnlijk nauwelijks enige andere lezer van Neerlandistiek.
Podium
Maar met dat gezoek heb je nog geen onderzoeksgemeenschap. Als iedereen zijn eigen list tijdschriften doorwerkt, wanneer wordt er dan over al dat onderzoek ooit doorgepraat? Precies daarvoor is het nodig dat die artikelen en die tijdschriften ooit ook besproken worden: wat is dit voor blad? En wat staat er deze maand voor intrigerende dingen in? Dingen die iedereen interessant zou kunnen vinden binnen de losvaste gemeenschap van neerlandici?
Ik zou het best aardig vinden, een letterkundige die me aan de hand neemt door de tijdschriften van die maand; zelfs of juist als dat net iets over de rand gaat van wat ik zelf als neerlandistiek zie. En als daar af en toe ook een positie in wordt ingenomen. (Als er iemand is die het wil doen, meld je! Wij hebben inmiddels de infrastructuur waarin zoiets gemakkelijk kan worden ingebed. Het geldt ook voor de andere subdisciplines.)
En ook al is het allang geen 1999 meer, en ook al publiceren de meeste tijdschriften inmiddels óók elektronisch: het oude probleem blijft gelden, het probleem van de traagheid. Ook binnen een tijdschrift zelf vindt zelden een echte discussie plaats. Iemand poneert iets en je mag van geluk spreken als na een jaar iemand reageert. Periodiek en soortgelijke rubrieken boden daar een podium voor. Dat podium wordt node gemist.
Laat een reactie achter