Na zijn uitschakeling in 1992 in de kwartfinales van Wimbledon verbaasde Boris Becker zich: hóe kon Andre Agassi hém in vredesnaam verslaan? Volgens de sportpers (en Becker zelf) sloeg Agassi die dag alles goed, de ballen belandden niet zelden op de lijn. Becker verloor niet alleen die dag in 1992 maar zeer vaak van de Amerikaan en dat raakte hem. Zozeer zelfs, dat Becker zelfs verklaarde te vermoeden dat Agassi’s trainer hem ongeoorloofde tekens gaf.
Jaren later vertelde Agassi aan Becker (ik vond dat hier), hoeveel moeite hij aanvankelijk altijd had gehad met diens boem-boem-service, maar ook hoe hij dat probleem had overwonnen. Agassi bestudeerde daartoe videobeelden van de opslag van Becker en ontdekte toen wat de Becker-code is gaan heten. Als hij de bal opgooide, kwam Beckers tong tevoorschijn. Was dat recht, dan sloeg hij de bal door het midden of op het lichaam van zijn tegenstander. Wees de tong evenwel naar links, dan betekende dat bijvoorbeeld bij een service vanaf de rechterzijde, dat de bal zover mogelijk naar de buitenzijde geserveerd werd. Zoiets.
Die voor-kennis hielp bij het terugslaan. Het enige wat Agassi nog moest doen, was zó beheerst met deze wijsheid om te gaan, dat Becker niet kon vermoeden dat zijn tegenstander de truc kende. Dan immers zou Boris zijn tong meer in bedwang gaan houden. Vanaf het moment van zijn ontdekking won Agassi 11 maal achtereen van de Duitser, die in 1995 op de US Open wanhopig aan de scheidsrechter vroeg: “He is talking with his crew, is there something like coaching too?”
Terug naar 1992, toen Becker de verbaasde journalisten na zijn uitschakeling te woord moest staan. Voor Trouw was Nicolien van Doorn in Londen en zij schreef op 3 juli: “Het is wel ironisch, meende Becker, dat het uitgerekend Agassi moest zijn die zijn dag had. Een tennisser, die lange tijd nog geen deuk in een pakje boter sloeg. “Het hele jaar speelt hij in de eerste versnelling. Maar zodra hij mijn gezicht op de baan ziet, schakelt hij over naar de vijfde.””
Dat is de eerste maal dat LexisNexis de uitdrukking geen deuk in een pakje boter kunnen slaan vermeldt. Maar omdat het in 1992 diverse malen de kolommen heeft gehaald, is aan te nemen dat deze langer gangbaar was maar simpelweg nog niet door deze krantencollectie geregistreerd.
Ik leerde deze manier van zeggen met de deuk en het pakje boter van een oud-volleyballer nog voor 1980 – sindsdien zie ik er in gedachten al snel een smash of een bovenhandse service bij. Nu ja, een verprutste smash of service.
Vanaf wanneer staat dit Nederlands in Van Dale? Voor het eerst in de dertiende druk van 1999.
Wanneer gebruikte iemand dit idioom voor het eerst in de Tweede Kamer? Robin Linschoten van de VVD kritiseerde kritische opmerkingen van minister d’Ancona (WVC), gedaan op een PvdA-bijeenkomst “op een moment dat dezelfde minister op het punt van de sociale vernieuwing nog geen deuk in een pakje boter heeft geslagen”. Dat was 13 februari 1990.
Linschoten was de eerste, maar waarachtig niet de laatste gebruiker van die deuk in het pakje boter. Jaarlijks staat het meestal minstens een handvol malen in de Handelingen. In 2022 kunnen we het eerste geval al noteren dankzij Olaf Ephraim (groep Van Haga, die grappig genoeg meestal zegt te spreken namens BVNL en dat mag dus volgens het Reglement van Orde). Ephraim vroeg zich af of een Europees leger na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie nog wel een deuk in een pakje boter zou kunnen slaan. Kortom, de betekenis heeft zich van een persoon die niets presteert op een bepaald gebied uitgebreid naar het veronderstelde onvermogen van zelfs een heel leger (althans theoretisch) van een grote groep landen.
Wat kan er zoal meer veranderen aan zo’n manier van zeggen met dat pakje boter? Wordt vervolgd.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker.
Laat een reactie achter