In 2008 publiceerde Jan Paul Schutten Kinderen van Nederland, een geschiedenisboek voor kinderen. Het hoofdstuk over de achttiende eeuw had als titel ‘Otto’. Schutten gebruikte daarvoor een boek dat Arianne Baggerman en ik in 2005 hadden gepubliceerd bij uitgeverij Wereldbibliotheek, Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1790-1798). Schutten gaf een samenvatting van ons boek met een aantal geparafraseerde passages. Dit deed hij zonder te vermelden dat hij dat alles uit ons boek had overgenomen. Het was een inbraak bij vol daglicht, want Kind van de toekomst had veel aandacht gekregen en was onder meer in 2006 bekroond met de Dr. Wijnaendts Franckenprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Wij en onze uitgever wilden er desondanks niet te zwaar aan tillen, het was immers een kinderboek. We ondernamen daarom geen actie. Achteraf bezien is dat jammer, want Schutten blijkt een recidivist te zijn. En nu gaat het om een grotemensenboek.
In januari 2022 publiceerde Jan Paul Schutten bij uitgeverij AtlasContact Schaduwleven: het dagboek van Constantijn Huygens jr. Dat boek heeft opvallende overeenkomsten met mijn in 2013 verschenen boek Constantijn Huygens jr en de uitvinding van het moderne dagboek. In 2015 volgde een nieuwe editie, die onlangs werd herdrukt. Bovendien stelde ik in 2016 een bloemlezing samen uit Huygens’ dagboek, die ik in Engelse vertaling uitgaf. Via Zoom zag ik de presentatie van Schaduwleven, die op 10 februari plaatsvond in het Amsterdamse academisch-cultureel centrum Spui21. Een redacteur van uitgeverij AtlasContact noemde in zijn inleiding Schuttens boek een ‘monument’. Schutten had er ruim acht jaar aan gewerkt, vertelde hij. Als we even terugrekenen was Schutten dus aan zijn monument begonnen kort nadat mijn boek over Huygens was verschenen. Schutten kende zeker ook mijn bloemlezing uit Huygens’ dagboek, want dat boek kon rechtstreeks bij mij worden besteld en dat heeft hij toen gedaan. Omdat hij indertijd een paar straten van mij vandaan woonde, heb ik het boek persoonlijk bij hem in de bus gedaan. Ik vermoed nu dat Schutten na lezing van mijn boeken het idee kreeg om ook zo’n boek te schrijven. Er is een verschil: ik heb citaten uit het dagboek geïncorporeerd in een lopende tekst, Schutten wisselt citaten af met stukjes eigen tekst. De onderwerpen die aan de orde komen zijn dezelfde, daarvoor hoeft men slechts een blik te werpen op de hoofdstuktitels van Schuttens boek. Zijn hoofdstukken ‘De Glorieuze Overtocht’, ‘Hofleven’ en ‘Tien in de problemen’ zijn bij mij de hoofdstukken ‘De Glorious Revolution’, ‘Het hof als microkosmos’ en ‘De laatste generatie’.
Grens tussen plagiaat en bedrog
Nadat hem door zijn uitgever lof was toegezwaaid kreeg Jan Paul Schutten zelf het woord. Hij begon zo: ‘Stel dat je een dagboek vindt, hier op het Spui, een geheim dagboek van zo maar iemand, dat zou toch wel interessant zijn’. Maar dan blijkt, vervolgt hij, dat het dagboek dat híj vond nog veel interessanter is. Daarom durft hij over zijn eigen werk te zeggen: ‘dit boek is ontzettend belangrijk’. Hij legt vervolgens uit dat hij alleen de jaren 1688-1696 in het dagboek heeft bekeken, ‘anders was het niet te doen, die dagboeken zijn zó’n stapel, het zou gewoon teveel zijn’. Schutten wekt in zijn presentatie de indruk dat hij met het originele manuscript heeft gewerkt. Hij vertelt niet dat sinds enkele jaren een volledige transcriptie van het dagboek in de onvolprezen Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren staat. Deze website vermeldt hij wel in zijn boek, maar niet dat die hele tekst als Word-bestand kan worden gekopieerd en opgeslagen. Daarna is het vrij simpel om, zoals Schutten deed, de teksten te ‘hertalen’ in modern Nederlands. Deze digitale versie van Huygens’ dagboek was nog niet beschikbaar toen ik mijn boek schreef.
De dagboekteksten zijn door Schutten voorzien van uitleg. Hij vertelt tijdens de presentatie dat het schrijven een ‘enorm monnikenwerk’ was. Een monnikenwerk? Met een kant-en-klaar aangeleverd Word-bestand is het slechts een kwestie van knippen en plakken. En zijn toelichting? Op Huygens’ dagboek verscheen in 1915 een register, dat wel vermeld wordt, maar niet dat het met 811 bladzijden uitzonderlijk ongekend grondig en volledig is. Alle genoemde personen in het dagboek zijn erin geïdentificeerd en er was vele jaren aan gewerkt door de samensteller. Diverse passages in Schaduwleven hebben overeenkomsten met mijn boek. Schutten gaf in zijn presentatie in Spui21 enkele voorbeelden: over juffrouw Tondi, broer Christiaan Huygens, de diplomaat Coenraad van Beuningen, de roddels over diens vrouw Jacoba Bartolotti en Huygens’ zoon Tien. Al die verhalen staan in mijn boek. In mijn bloemlezing zijn de passages over hen eveneens terug te vinden. De identificatie van een schilderij in bezit van Huygens als een Anthony van Dyck kan Schutten alleen uit mijn boek hebben overgenomen. Hij verwijst echter alleen naar het ‘Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis’ – bedoeld is het RKD. Zo wekt hij de indruk van eigen onderzoek. Huygens spreekt in zijn dagboek alleen van ‘mijn Saturnus’ en noemt de naam van Van Dyck niet. Ik ontdekte wie de schilder was, onderzocht de provenance en vond het schilderij terug in een Parijs museum. Hier wordt door Schutten de grens tussen plagiaat en bedrog overschreden.
Schutten besluit zijn lezing met de woorden: ‘Ik hoop dat ik Huygens zo een beetje uit de schaduw heb kunnen halen’. Hij lijkt hiermee te refereren aan de titel van een boek waarin ik in 1995 publiceerde: Uit de schaduw in ’t grote licht. Dat boek gaat over de wijze waarop in egodocumenten over kinderen wordt gesproken. Een hoofdstuk baseerde ik op het dagboekje dat vader Constantijn Huygens senior, de bekende dichter, bijhield over de opvoeding van zijn zoon Constantijn junior, de latere dagboekschrijver. Huygens senior besloot dit dagboekje in 1646 met de conclusie dat de opvoeding van zijn oudste zoon voltooid was: hij had hem ‘uit de schaduw in ’t grote licht’ gebracht. Dat vond ik zo’n mooie uitspraak dat ik die als titel voor mijn boek koos. Schutten noemt mijn boek Uit de schaduw niet, hoewel het ook een hoofdstuk bevat over het dagboek van Huygens junior, namelijk over de mislukte opvoeding van zijn zoon Tien. Schutten heeft zijn boek niet voorzien van voetnoten of een lijst van gebruikte bronnen en literatuur. Hij geeft alleen achterin zijn boek een korte verantwoording, waarin de titel van mijn boek over het dagboek van Huygens wordt genoemd met de toevoeging dat het ‘van onschatbare waarde’ was. Maar is die éne vermelding op pagina 745 voldoende? Ik vind van niet.
Schaamte
Jan Paul Schutten zei bij de presentatie dat hij een ‘belangrijk boek’ heeft geschreven. Dat klopt, maar dan vooral om de discussie over onethisch hergebruik, zoals plagiaat thans wordt genoemd, aan te zwengelen. De nieuwe term heeft voordelen, want plagiaat wordt geassocieerd met het letterlijk overnemen van andermans werk. Onethisch hergebruik is een bredere term en omvat ook het stelen van ideeën en onderzoeksresultaten, parafraseren zonder bronvermelding en onvoldoende verwijzen naar eerdere auteurs.
Het toeval wil dat plagiaat het onderwerp is van een boek dat ik in 2019 publiceerde. De case study in dit boek betrof publicaties van de journalist en historicus Ad van Liempt. Ik kon objectief concluderen dat veel van zijn boeken gebaseerd zijn op het werk van anderen, naar wie hij niet of onvoldoende verwijst. Ik heb met een aantal van de gedupeerde auteurs gesproken. De impact van plagiaat op de slachtoffers blijkt groot zijn en zelfs tot psychische schade en burn-out te kunnen leiden. Sommige slachtoffers wilden daarom niet met name genoemd worden in mijn boek.
Mijn interesse geldt het fenomeen onethisch hergebruik in het algemeen: hoe komt iemand hiertoe, hoe gaat een plagiator te werk, is er sprake van een machtsverhouding tussen plagiator en geplagieerde, hoe reageren de media en hoe vaak komt recidive voor. Ik heb nu zelf ervaren hoe een dergelijke beroving voelt. Slachtoffers van plagiaat doen er vaak het zwijgen toe. Daarvoor zijn verschillende redenen. Men zwijgt vaak uit angst voor de plagiator, zeker als dat een bekende schrijver of wetenschapper is. Gezwegen wordt er meestal ook als sprake is van een machtsverhouding tussen plagiator en geplagieerde, bijvoorbeeld tussen hoogleraren en hun studenten en promovendi. Als zij protesteren, kunnen ze op heftige reacties rekenen, waarbij het risico groot is dat zij het onderspit te delven. Andere slachtoffers zwijgen omdat ze willen voorkomen dat ze als zuurpruimen worden weggezet. Schaamte kan een rol spelen, zoals bij de slachtoffers van internetoplichting en #MeToo-zaken.
Boekhandelaren
De reacties op een beschuldiging van plagiaat zijn een onderzoek op zich waard. Ze variëren van zwijgen, bagatelliseren en ontkennen tot ‘blaming the victim’. En ze worden vaak verdedigd door hun omgeving, zoals socioloog J.A.A. van Doorn constateerde: over de manier waarop plagiatoren zich verdedigen: ‘Een plagiator is een dief die er in veel gevallen op mag rekenen dat de omstanders het voor hem opnemen en zelfs zo ver gaan dat ze de aanklager verwijten gaan maken. […] De kracht van de plagiator zit […] in de morele bijstand van vrienden en collega’s. […] De media, die toch zouden moeten fungeren als symbolen van openheid en integriteit, blijken bij het constateren van flagrant bedrog in eigen kring de luiken te sluiten en de waarheid te ontkennen.’ Van Doorns analyse uit 1993 is nog altijd actueel.
Toen ik een eerste versie van dit artikel aan een aantal vakgenoten liet lezen, kreeg ik veel instemmende reacties. Enkele collega’s schreven me dat zij ook slachtoffer van plagiaat waren geweest, soms met toevoegingen als ‘ik ben er nog steeds kwaad over’ of ‘ach, je leert de medemens zo goed kennen’. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen hield in 2011 een congres over plagiaat als ‘de meest voorkomende en ook de snelst groeiende vorm van wetenschappelijk wangedrag’. Er is een klimaat ontstaan waarin plagiaat welig tiert. Maar dat kan veranderen. Naar aanleiding van mijn boek over plagiaat uit 2019 heeft het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (on)ethisch hergebruik hoog op de agenda gezet, onder meer met panels tijdens de historici-dagen in augustus. Er verschijnt een discussiedossier over onethisch hergebruik in BMGN-Low Countries Historical Review, het tijdschrift van deze vakvereniging van historici. Bovendien doet het KNHG op dit moment een onderzoek naar onethisch hergebruik in dit vakgebied. De initiatieven van het KNHG stemmen optimistisch. In andere kringen is de aandacht echter nog altijd klein. In de media wordt plagiaat, zeker die in eigen kring, als regel genegeerd. Hier ligt een taak voor de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Bij uitgevers kan het ethisch bewustzijn eveneens verhoogd worden. Tenslotte is er een rol weggelegd voor boekhandelaren. Producten kunnen tegenwoordig het certificaat fair trade krijgen. Sommige boeken zouden zij het etiket unfair trade moeten geven.
Literatuur.
Van Jan Paul Schutten, Kinderen van Nederland verscheen in 2018 de zesde druk bij uitgeverij Gottmer. Het hoofdstuk ‘Otto’ is gebaseerd op Arianne Baggerman en Rudolf Dekker, Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1790-1798) (Wereldbibliotheek 2005). Nieuwe uitgave: De wondere wereld van Otto van Eck. Een cultuurgeschiedenis van de Bataafse Revolutie (Bert Bakker 2009). In 1998 hadden Arianne Baggerman en Rudolf Dekker het dagboek van Otto van Eck gepubliceerd: Dagboek 1791-1797 in de reeks Egodocumenten van uitgeverij Verloren. Constantijn Huygens jr. en de uitvinding van het moderne dagboek verscheen in 2013 bij uitgeverij, in 2015 volgde een nieuwe uitgave, die in onlangs werd herdrukt. In 2013 publiceerde uitgeverij Brill een vertaling: Family, culture and society in the diary of Constantijn Huygens jr, secretary to Stadholder-King William of Orange. In 2016 publiceerde uitgeverij Panchaud een Engelse bloemlezing: The diary of Constantijn Huygens Jr, secretary to stadholder-king William of Orange, ed. Rudolf Dekker.Timo van Barneveld maakte met Rudolf Dekker een documentaire over het leven van Huygens jr op basis van zijn dagboek. De presentatie van Schaduwleven is te zien op de website van het Spui. Zie ook het interview op Tzum. De gedigitaliseerde 19de-eeuwse uitgave van het dagboek van Huygens staat op de website DBNL. De verhalen over juffrouw Tondi, Christiaan Huygens, Coenraad van Beuningen, Jacoba Bartolotti en Tien Huygens staan in Constantijn Huygens jr. en de uitvinding van het moderne dagboek (resp. p. 151-152; p. 9 en passim; p. 163; p. 181-189) en in de bloemlezing (resp. p. 146, 168, 174, 191; p. 96 en passim; p. 12 en passim; p. 167, 198; p. 151, 191). Over de Saturnus van Van Dyck: Schutten, Schaduwleven, p. 301; Dekker, Family, culture and society, p. 86-87 en Constantijn Huygens jr, p. 116-117. Uit de schaduw in ’t grote licht. Kinderen in egodocumenten van de gouden eeuw tot de romantiek verscheen in 1995 bij uitgeverij Wereldbibliotheek, zie p. 9 over de titel van dit boek. Over plagiaat: Rudolf Dekker, Plagiaat en nivellering. Nieuwe trends in de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog (Panchaud 2019). Engelse uitgave: Plagiarism, fraud and whitewashing: the grey turn in the history of the German Occupation of the Netherlands, 1940-1945 (Panchaud 2020). Over dit boek: Floris Cohen, ‘A silent scandal in the Netherlands’ in Dutch Crossing. Journal of Low Countries Studies 45 (2021), p. 208-210 (Open Access). Over de verdediging van Ad van Liempt: interview door Coen Verbraak, NRC Handelsblad, 15 januari 2022, p. 22-23 en de reactie van Hugo Röling in dezelfde krant, 22 januari 2022. ‘De bedriegers en hun vriendjes’ van J.A.A. van Doorn verscheen in HP/De Tijd (23 mei 1993). Informatie over het KNAW congres in 2011 bij het Montesquieu Instituut. De VNSU organiseerde in 2021 een symposium over plagiaat. De lezingen werden digitaal gepubliceerd: Plagiaat in onderzoek en onderwijs, red. Jonathan Soeharno en Keimpe Algra.
Update: 28 februari 2022: Jan Paul Schutten ontkent alle aantijgingen. De redactie van Neerlandistiek is het met hem eens dat wij dit stuk eerst aan hem hadden moeten voorleggen.
Update: 8 juli 2022: Zie hier een factcheck van dit artikel door Bart Droog.
Coen Peppelenbos zegt
Wat fijn dat we bij Tzum zelf mogen beslissen of een interview erop blijft staan. Voor de rest lijkt me de beschuldiging van plagiaat en bedrog wel erg dun. Eén feitje over een schilder zonder directe bronverwijzing en voor de rest citaten uit het werk Huygens die overeen komen en een hoofdstukindeling die lijkt op de eigen hoofdstukindeling. Toch denk ik dat het niet heel onlogisch is als jullie beiden de meest interessante citaten aanhalen en niet de meest saaie en dat de hoofdstukindeling misschien wel voor de hand ligt. Als je een boek over Jezus maakt dan neem ik aan dat er een hoofdstukje ‘Kruisiging’ in zit en als een ander een boek over Jezus maakt dan zal er ook een hoofdstukje ‘Kruisiging’ in zitten. Dat Schutten de bron van Dekker helemaal niet vergeet, maar juist met nadruk noemt (‘van onschatbare waarde’), pleit hem wat mij betreft volledig vrij.
Dr. Marijke Barend-van Haeften zegt
Schandalig. Deze vorm van onethisch hergebruik lijkt almaar toe te nemen; ook onder journalisten wordt het steeds gebruikelijker. Ik hoop dat er een discussie zal ontstaan en dat er duidelijkere regels zullen worden geformuleerd voor de wetenschap en de journalistiek.. Anders zullen dit soort Ad-van-Liemptjes voortdurend blijven voorkomen en zullen er meer slachtoffers vallen. Het element ‘macht’ heeft er zeker mee te maken. Van Liempt had lang die macht en kneep mensen en hun producten uit. Jan Paul Schutten moet zich de ogen uit zijn hoofd schamen.
Willem Huberts zegt
Er is een gradueel spanningsveld tussen
1. alles zelf onderzoeken
2. ‘staan op de schouders van je voorgangers’ en
3. alles overschrijven
Een integer onderzoeker/publicist/journalist weet om te gaan met dit spanningsveld. En als hij het zelf niet weet, zijn er vrienden/collega’s die om raad kunnen worden gevraagd. Wie dat niet doet is fout. Plagiaat is fout. Jan Paul Schutten is fout. Ad van Liempt is fout.
Ronald V. zegt
– Schaduwleven: het dagboek van Constantijn Huygens jr. Dat boek heeft opvallende overeenkomsten met mijn in 2013 verschenen boek Constantijn Huygens jr en de uitvinding van het moderne dagboek. –
Wat is de meerwaarde van het eerste, jongere, boek ten opzichte van het laatste, oudere, boek? Kan ik volstaan met het laatste boek of geeft het eerste boek toch nog enige relevante aanvulling en relevante revisie?
Ik ken beide boeken niet. Dus ik veroorloof mij geen oordeel. Maar de kwestie of er sprake is van onethisch hergebruik, is interessant. Dus een nadere discussie lijkt me niet verkeerd. Mijn dank gaat daarom uit naar de heer Dekker, die voor zichzelf opkomt. Dat laatste is een allusie op een uitspraak van Schutten in het NRCH.
Carla zegt
In de geneeskunde en de exacte wetenschappen sta je met je onderzoeksreslutaten altijd op de schouders van je voorganger. Maar…. het moet in de verwijzingen zonneklaar zijn wie dat zijn. Een artikel met te weinig verwijzingen, wordt vaak niet eens geplaatst in een wetenschappelijk tijdschrift. Plagiaat is altijd uit DEN BOZE. De peer reviews waken daar ook voor. Ik denk echter dat dit bij een vakgebied als geschiedenis, wel moeilijker te checken is dan bij de exaxte wetenschappen…
Jan Paul Schutten zegt
Ik heb met verbazing kennis genomen van dit stuk van Rudolf Dekker. Ik weerspreek de aantijgingen volledig. Er is geenszins sprake van onethisch hergebruik, laat staan plagiaat.
Op pagina 745 verwijs ik uitgebreid naar het boek van Dekker en laat ik weten dat ik hem zeer erkentelijk ben. Het stuk van Dekker bevat insinuaties en onwaarheden en er worden irrelevante zaken bij betrokken. Ik heb Dekker en Neerlandistiek een uitgebreide, inhoudelijke reactie gestuurd waarin ik puntsgewijs alle in het stuk genoemde argumenten weerleg.
De redactie van Neerlandistiek heb ik gevraagd waarom ze een dergelijk schadelijk stuk zonder wederhoor hebben geplaatst en het interview met Jos Noorman direct van hun site hebben gehaald.
Marc van Oostendorp zegt
De redactie heeft eigenlijk geen beleid van wederhoor, maar we zullen dit naar aanleiding van dit incident serieus overwegen. Het interview hebben we overigens nooit weggehaald (al hebben we dat wel even overwogen, excuses voor het misverstand).
De beslissing om dit stuk te plaatsen is van mij en ik heb al persoonlijk mijn excuses aan Schutten aangeboden. Ik denk dat het hoe dan ook beter was een en ander even met Schutten te overleggen. Ik heb de indruk dat de door Dekker genoemde feiten niet ter discussie staan, maar de interpretaties daarvan liggen sterk uiteen. Ik denk dat het goed is als hier een algemene discussie over komt: wat betekent het als het ene werk voortbouwt op het andere? Maar die discussie moet zuiver gevoerd worden. Hopelijk kan dat alsnog gebeuren.
marijkba zegt
En het gebruik voor het kinderboek? Ook niets mee aan de hand? Ik ben bij dat de redactie dit stuk opnam, zodat er discussie over ontstaat.
Renée Citroen zegt
Het plagiaat van Ad van Liempt is vele malen ernstiger. Er is een aantal schrijvers van biografieën van Gemmeker, de commandant van Westerbork, door hem ernstig benadeeld. Hij is van plagiaat in zijn proefschrift vrijgesproken, maar dat is beoordeeld door collega’s/vrienden. Waarom wordt hier niet meer aandacht aan besteed? Ook het vergoelijken/vergrijzen van foute Nederlanders, wat hij regelmatig heeft gedaan, is niet in grote kring bekend en krijgt geen gevolg. Ik waarschuw er al tijden voor in mijn columns voor de Crescas Nieuwsbrief. Heeft dit met zijn nog altijd grote invloed in medialand te maken?
Willem Koops zegt
.Ik was door berstuurlijke academische activiteiten betrokken bij een aantal plagiaatsdiscussies (rond o.m. Kingma, Diekstra en van den Boom). Over oorzaken van plagiaat kun je van alles vinden, maar mijn onlangs gestorven leermeester (wiens naam ik niet noem, want ik kan zonder toestemming niet zijn mails postuum publiek maken) had daarover een heldere visie.. (gebaseerd op ervaringen met plagiatoren). “De oorzaak zit in de persoonlijkhiedsstructuur van de plagiator, iets in het narcistisch spectrum. Die is zich van geen kwaad bewust. Probeer je in te leven (kost wat moeite, maar dan heb je ook wat): de plagiator is koning, alles is dus van hem. Inclusief alles wat anderen hebben bedacht of geschreven. Er is helemaal geen sprake van toe-eigening of “appropriation”: het was bij voorbaat al van hem, en niet van zijn bezitloze onderdanen. Die zouden zich hoogstens vereerd moeten voelen als de plagiator van hun diensten gebruik maakt. Vandaar dat de plagiator geschokt en onaangenaam getroffen is wanneer hij van misappropriation wordt beschuldigd: het idee alleen al dat er meerdere koningen zouden zijn, en dat iemand het in zijn hoofd haalt daar zelfs een standpunt over in te nemen. Wie denkt wel dat hij is?”
Ik beweer niet dat alle plagiatoren voldoen aan deze beschrijving, maar vond die in ieder geval in een aantal gevallen opmerkelijk goed toepasselijk .
Bart FM Droog zegt
Ik zou toch eerst de plagiaatbeschuldigingen van Rudolf Dekker zelf zorgvuldig checken, voor hem te papegaaien. De man heeft er nogal een hand van valse plagiaatbeschuldigingen te verspreiden. En er is meer ongerijmds rond zijn uitlatingen. Zie: https://reportersonline.nl/voorvechter-wetenschappelijke-integriteit-blijkt-zelf-fraudeur/
Bibi Dumon Tak zegt
Op de een of andere manier is neerlandistiek.nl erg trots op het bovenstaande artikel dat Dekker schreef, want je komt in een loop terecht wanneer je op de link voor een tegengeluid klikt. Hier dan de echte link naar het tegengeluid: https://reportersonline.nl/rudolf-dekker-recidivist-in-valse-plagiaatbeschuldigingen/
Ik vind trouwens dat neerlandistiek, na het plaatsen van Dekkers nepverhaal, de hand in eigen boezem moet steken en wat actiever mag zijn in het ontkrachten van al die valse beschuldigingen.
Voor degenen die nu denken, ja maar dit is de reactie van de partner van Jan Paul Schutten, die hebben gelijk: ik ben de partner van Jan Paul Schutten.