Zie bijgaand, wat een correct gestelde, state of the art, vacature!
- ‘Wat we zoeken.’
- ‘Wat we bieden.’
Eigenlijk ontbreekt alleen de dertiende maand, 8% vakantiegeld en dat een assessment mogelijk tot de procedure behoort. Zou niet elk teamplayend schaap (m/v/x) met vijf poten, dat alleen net té perfectionistisch is, likkebaarden bij deze functie?
Want wie wil dat nou niet? Accountmanager diversiteit in Dronten.
Of nee, even goed kijken: het gaat over een tijdschrift.
Wie wil dat nou niet? Redacteur bij de Allerhande.
Nóg beter kijken: het is een vacature voor redacteur bij literair tijdschrift De Revisor!
Terstond verander ik in een klotsend vat vol tegenstrijdigheden. Doe maar cynisch, ouwe lul! Dit is toch een hele nette transparante manier om mensen publiekelijk in de gelegenheid te stellen redacteur van een gerenommeerd podium te worden! Dat gebeurt tegenwoordig niet meer halfdronken, fluisterend en peilend in een Amsterdams of Antwerps café, je de volgende dag afvragend of je de vraag goed begrepen hebt.
In mijn jonge letterkundige jaren was de onaantastbare faam van De Revisor al wat voorbij. Maar toen kort achterelkaar twee jonge vrienden uit het Nijmeegse circuit in het blad publiceerden, was dat ook begin jaren negentig nog reden voor feest met een flinke collectie halve liters bier in Café ’t Haantje. Eén van hen kreeg pal erop een contract bij een grote uitgeverij en publiceerde enkele fraaie boeken.
Zelf herinner ik me mijn eerste artikel in De Gids als mijlpaal. En even mijlpalend was de eerste jaarborrel van dat blad waarop enkele jonge lokale vrienden en ik ook mochten komen. In de Gouden Zaal (zo heette dat toch?) van Meulenhoff, waar ik plots in één ruimte verkeerde met grootheden als Harry Mulisch en Adriaan van Dis, van wie ik achteraf, halfdronken en perongeluk, een fraaie zachtwollen groene sjaal meenam, waarvan ik nog jaren plezier heb gehad totdat iemand anders hem – ongetwijfeld halfdronken en perongeluk – meenam uit een Nijmeegs café waar ons eigen blad Parmentier gepresenteerd werd.
Niet dat ik ook maar in de buurt van Mulisch of Van Dis geweest was. Wél was het mijn eerste ontmoeting met dichter Arjen Duinker, die net een paar gedichten had bijgedragen aan ons tijdschrift.
Dit gesprek met een echte dichter, ouder dan ik, zeer bewonderd door mij, uitgegeven bij een prominente landelijke uitgeverij en niet uit de eigen kring afkomstig, is me altijd bijgebleven. We stonden namelijk binnen tien seconden begeesterd te discussiëren over de zegeningen van de afhaalchinees.
Duinker stelde dat hij soms drie dagen deed met één portie.
Mij leek dat overdreven en kwam niet verder dan twee.
Monsieur Klooze, aimez-vous la salade?
En pratend over romantiek: natuurlijk was in de oude dagen het Litterair Tijdschrift ook een zakelijke zaak. Monsieur Klooze scheen tegen de deadline van De nieuwe Gids altijd nog snel wat sonnetten te wrochten, teneinde de rekening in ‘Die Poort van Kleve’ te kunnen voldoen. En de jonge armlastige componist Mathijs Vermeulen voorzag in zijn onderhoud door maandelijks de adresetiketten voor De Gids te schrijven en te plakken.
Misschien ben ik inderdaad a romantic fool.
En allicht is de transparante, zakelijke manier waarop De Revisor werft echt de juiste.
Maar toch maar toch…
De Revisor-redacteuren zullen toch, net als ik destijds, hun wakend leven grotendeels doorbrengen met lezen van bundels, romans, essays? En daarnaast met het schrijven ervan en hopelijk het eindeloos oreren erover? Dan heb je toch voorkeuren? Ideeën over aanstormende of gevestigde mensen die passen bij wat jij denkt, bediscussieert, schrijft? En met wie je graag in een redactie steeds opnieuw aan het allerfantastische nummer ooit wil werken?
Ik ben toch niet helemaal zeker of je daar de praktijken en het jargon van de afdeling Human Resource Management bij moet halen.
Knut zegt
‘perongeluk’ – ik las even: ‘perrongeluk’